In de huidige economische context maken werkgevers zich soms zorgen over een eventueel faillissement van de pensioeninstelling en de gevolgen hiervan voor hun aanvullend pensioenplan.
Vooreerst wensen we aan te stippen dat de kans op een faillissement van een pensioeninstelling klein is. De Belgische pensioenfondsen staan onder toezicht van de FSMA en de Nationale Bank van België oefent toezicht uit op de verzekeringsondernemingen. Deze instellingen waken over de financiële gezondheid van de pensioeninstellingen.
De activa die tegenover de verbintenissen van de pensioeninstellingen staan, vormen een bijzonder vermogen dat bij voorrang is voorbehouden ter nakoming van de verbintenissen tegenover de aangeslotenen. Bij een eventueel faillissement van de pensioeninstelling, hebben de aangeslotenen een voorrecht op het geld dat vrijkomt bij de verkoop van deze activa.
In het geval er toch problemen ontstaan bij de pensioeninstelling, gelden volgende richtlijnen.
Het faillissement van de pensioeninstelling maakt geen einde aan het pensioenplan
Bij de invoering van een aanvullend pensioenplan doet de werkgever een belofte aan zijn werknemers om voor hen een aanvullend pensioen op te bouwen dat bovenop het wettelijk pensioen zal worden uitbetaald. Deze belofte, die de pensioentoezegging wordt genoemd, maakt deel uit van de arbeidsovereenkomst. De inhoud van het beloofde pensioen wordt beschreven in een pensioenreglement.
Voor het beheer van de pensioentoezegging doet de werkgever beroep op een pensioeninstelling, waarmee hij een overeenkomst afsluit. De beëiniging van deze overeenkomst met de pensioeninstelling, bijvoorbeeld als gevolg van een faillissement, maakt geen einde aan de pensioentoezegging van de werkgever t.a.v. zijn werknemers. De aangeslotenen blijven verder rechten opbouwen, tenzij de pensioentoezegging wordt beëindigd:
- De wijziging of stopzetting van een pensioentoezegging is slechts mogelijk voor toekomstige dienstjaren. De in het verleden opgebouwde pensioenrechten kunnen niet worden verminderd.
- Bij de wijziging of stopzetting van een pensioentoezegging moet rekening worden houden met de procedures op het vlak van informatie en consultatie.
De werkgever blijft dus in fine verantwoordelijk voor de nakoming van zijn pensioentoezegging en moet tussenkomen indien de door de pensioeninstelling uitgekeerde prestaties onvoldoende blijken, en dat ongeacht de oorsprong van het tekort.
Indien het pensioenplan niet wordt beëindigd, moet de werkgever zo snel mogelijk een beroep doen op een nieuwe pensioeninstelling voor de verdere opbouw van het aanvullend pensioen van zijn werknemers.
Waartoe is de werkgever gehouden?
Het faillissement van de pensioeninstelling heeft niet altijd tot gevolg dat de gevormde reserves volledig verloren gaan. De vereffening heeft als doel om de activa te gelde te maken en deze te verdelen onder de schuldeisers, evenredig met hun aanspraken. De werkgever moet enkel tussenkomen indien er een tekort is.
Het bedrag waartoe de werkgever gehouden is, is niet noodzakelijk gelijk aan het bedrag dat de pensioeninstelling verschuldigd is. De werkgever is enkel gehouden tot nakoming van zijn eigen verplichtingen tegenover de aangeslotenen, vervat in zijn pensioentoezegging. Deze kunnen, afhankelijk van de aard van de pensioentoezegging, groter of kleiner zijn dan de verplichtingen van de pensioeninstelling.
In dat verband moet een onderscheid worden gemaakt tussen pensioentoezeggingen van het type vaste bijdragen en pensioentoezeggingen van het type vaste prestaties:
Pensioenplannen van het type vaste prestaties (soms ook te bereiken doel-, Defined Benefit- of DB-plan genoemd)
Bij dit type pensioenplan belooft de werkgever een welbepaald aanvullend pensioen op de pensioenleeftijd. Dit wordt doorgaans berekend op basis van een formule die rekening houdt met een aantal elementen, zoals het aantal dienstjaren, het loon, enz.
Bij een dergelijk pensioenplan is de werkgever verplicht om ervoor te zorgen dat de aangeslotenen het volledige bedrag waarop ze volgens het pensioenreglement aanspraak kunnen maken bij pensionering, ontvangen. Ook als er niet voldoende middelen beschikbaar zijn in de verzekeringsonderneming. In dat geval zal de werkgever het tekort moeten bijstorten. De verbintenis van de werkgever t.a.v. zijn werknemers wordt niet aangetast door het in gebreke blijven van de verzekeringsonderneming.
Indien het pensioenplan voorziet in persoonlijke bijdragen van de werknemers, legt de wet aan de werkgevers bovendien nog een rendementsverplichting op. De aangeslotenen hebben bij pensionering minstens recht op het bedrag van de gestorte werknemersbijdragen, na aftrek van het gedeelte van die bijdrage dat werd gebruikt voor de dekking van het overlijdens- en invaliditeitsrisico, gekapitaliseerd tegen een wettelijk vastgestelde rentevoet. Indien er een tekort zou bestaan ten opzichte van deze wettelijke minimale waarborg, moet de werkgever het verschil bijpassen.
Pensioentoezeggingen van het type vaste bijdragen zonder gewaarborgd rendement van de werkgever (soms ook vaste lasten, Defined Contribution- of DC-plan genoemd)
Bij dit type pensioenplan verbindt de werkgever zich enkel tot de regelmatige betaling van de bijdragen aan de pensioeninstelling. De omvang van het uiteindelijke pensioen hangt af van de opbrengst van de beleggingen van de pensioeninstelling. Het uiteindelijke pensioenbedrag maakt bijgevolg niet het voorwerp uit van de pensioentoezegging van de werkgever. Aangezien de werkgever zich niet verbindt tot de toekenning van een welbepaald aanvullend pensioen, maar enkel tot de storting van bijdragen, is hij contractueel gezien niet verplicht om de verliezen die aangeslotenen zouden lijden in het kader van het faillissement van de pensioeninstelling te vergoeden.
De wet legt echter aan de werkgevers wel een rendementsverplichting op: de aangeslotenen hebben bij pensionering minstens recht op het bedrag van alle gestorte bijdragen (werkgevers- en werknemersbijdragen), eventueel onder aftrek van bepaalde kosten en van het gedeelte van die bijdrage dat werd gebruikt voor de dekking van het overlijdens- en invaliditeitsrisico, gekapitaliseerd tegen een wettelijk vastgestelde rentevoet. Indien er een tekort zou bestaan ten opzichte van deze wettelijke minimale waarborg, moet de werkgever het verschil bijpassen. De aangeslotenen hebben dus steeds recht op deze minimale wettelijke redementsgarantie.
De werkgever heeft ook nog verplichtingen ten aanzien van werknemers die de onderneming ondertussen hebben verlaten
Bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst beschikken de werknemers over een aantal keuzes. Zij kunnen hun opgebouwde pensioenreserves overdragen naar een andere pensioeninstelling (bijvoorbeeld de pensioeninstelling van de nieuwe werkgever), maar zij kunnen er ook voor kiezen om hun opgebouwde rechten verder te laten staan bij de pensioeninstelling (ze worden dan 'slapers' genoemd).
In dat geval blijven de voormalige werknemers aangesloten bij het pensioenplan en blijft de werkgever verantwoordelijk voor de vervulling van zijn pensioenverplichtingen ten aanzien van hen. Uiteraard worden voor deze aangeslotenen geen bijkomende rechten meer opgebouwd. Voor wat de pensioenrechten betreft die werden opgebouwd tijdens de actieve diensttijd, hebben de voormalige werknemers echter dezelfde rechten als de werknemers die nog actief zijn.
De werknemers die na hun uitdiensttreding hun reserves hebben overgedragen naar een andere pensioeninstelling, zijn niet langer aangesloten bij het pensioenplan van hun voormalige werkgever. Deze heeft dan ook geen verdere verplichtingen ten aanzien van deze ex-werknemers.