Bij een pensioenfonds of een tak 23 verzekeringsproduct waarborgt de pensioeninstelling geen vast rendement. Het rendement hangt af van de opbrengst van de beleggingen die van jaar tot jaar sterk kan verschillen. De blauwe lijn toont de evolutie van de verworven reserve bij zo’n type pensioenplan.
De rode lijn geeft de evolutie weer van de wettelijke rendementsgarantie. Op het ogenblik van de uitdiensttreding wordt het bedrag van de wettelijke rendementsgarantie definitief vastgesteld.
Als u er na uw uitdiensttreding voor kiest om uw pensioenreserve over te dragen, dan moet de pensioeninstelling nagaan of uw verworven reserve niet minder bedraagt dan wettelijke rendementsgarantie. Zo nodig moet de inrichter (werkgever of sectorale inrichter) bij de overdracht het verschil bijpassen.
In onderstaand voorbeeld is de verworven reserve op het ogenblik van de uitdiensttreding hoger dan de wettelijke rendementsgarantie. De verworven reserve wordt overgedragen. De inrichter moet in dat geval dan ook niets bijstorten.
Door uw pensioenreserve over te dragen, verlaat u het pensioenplan. Als gevolg daarvan verliest u nadien de bescherming van de wettelijke rendementsgarantie.