College van toezicht op de bedrijfsrevisoren

Voortdurend de auditkwaliteit versterken 

Home

Voorstelling toezichtstructuur

Het toezicht op de bedrijfsrevisoren werd door de wet van 7 december 2016[1] grondig hervormd.

Bij deze hervorming is een belangrijke taak toebedeeld aan het College van toezicht op de bedrijfsrevisoren. Dat College moet toezien op de kwaliteit van de wettelijke controleopdrachten van de revisoren.

Het toezicht gebeurt op basis van het wettelijk referentiekader en op basis van beroepsnormen. Deze normen bepalen hoe de bedrijfsrevisor de jaarrekening van een onderneming moet controleren en hoe hij zijn controleverslag moet opstellen.

Met betrekking tot deze normen en aanbevelingen behoudt het Instituut van de Bedrijfsrevisoren (IBR) het initiatiefrecht en adviserende rol. De Hoge Raad voor de Economische Beroepen (HREB) en de minister bevoegd voor Economie blijven de eindverantwoordelijken voor alle beroepsnormen en -aanbevelingen.

Verder heeft de wetgever bepaalde bevoegdheden onder toezicht van het College gedelegeerd aan het IBR. Zo blijft het IBR bevoegd voor het bijhouden van het openbaar register, de toekenning en intrekking van de hoedanigheid van bedrijfsrevisor en de permanente vorming.

Het IBR blijft ook verantwoordelijk voor de organisatie van de toegang tot het beroep (stage).

De sanctiecommissie van de FSMA is ten slotte bevoegd voor het nemen van administratieve maatregelen en sancties in geval een inbreuk wordt vastgesteld.  Zij wordt gevat door het College.  

 


[1] Wet van 7 december 2016 tot organisatie van het beroep van en het toezicht op de bedrijfsrevisoren.