Het beheer van het aanvullend pensioenplan moet worden toevertrouwd aan een pensioeninstelling: dit kan een verzekeringsonderneming zijn (men spreekt dan over een groepsverzekering) of een pensioenfonds (ook instelling voor bedrijfspensioenvoorziening of IBP genoemd). De pensioeninstelling zorgt voor de uitvoering van het pensioenplan: ze belegt de ontvangen bijdragen, zorgt ervoor dat de pensioenrechten van de aangeslotenen correct worden berekend en betaalt het aanvullend pensioen uit aan de aangeslotenen die met pensioen gaan.
De werkgevers zijn wettelijk verplicht om de bijdragen voor het aanvullend pensioen te storten aan een pensioeninstelling: zij mogen dit geld niet binnen hun onderneming houden. Deze wettelijke verplichting wil de aangeslotenen beschermen tegen de mogelijke gevolgen van een faillissement van hun werkgever, nl. om te voorkomen dat ze bij een faillissement van de werkgever niet alleen hun job, maar ook hun opgebouwde aanvullend pensioenrechten verliezen.
De meeste werkgevers (en sectorale inrichters) kiezen ervoor om het beheer van hun aanvullend pensioenplan toe te vertrouwen aan een verzekeringsonderneming. Het zijn vooral de grotere ondernemingen (of ondernemingsgroepen) die voor een pensioenfonds kiezen. Ze kunnen zelf een pensioenfonds oprichten of aansluiten bij een bestaand pensioenfonds.
Naast de keuze van een pensioeninstelling, moeten ook afspraken worden gemaakt over de manier waarop het aanvullend pensioenplan wordt beheerd en de waarborgen die de pensioeninstelling biedt.
- Bij een verzekeringsonderneming kan het aanvullend pensioen op twee manieren worden beheerd:
- Via een verzekeringsproduct met gewaarborgd rendement, ook wel tak 21 genoemd. Meer informatie.
- Via een verzekeringsproduct zonder gewaarborgd rendement, ook wel tak 23 genoemd. Meer informatie.
- Een pensioenfonds is een instelling die wordt opgericht door één of meerdere ondernemingen of bedrijfssectoren met als enig doel het beheer van hun aanvullende pensioenplannen. De raad van bestuur van deze instelling bestaat voor het merendeel uit vertegenwoordigers van deze onderneming(en) of bedrijfssectoren en soms ook vertegenwoordigers van de aangeslotenen. Op die manier hebben de oprichtende ondernemingen of sectoren rechtstreeks inspraak in het beheer van hun aanvullend pensioenplan en de manier waarop de bijdragen worden belegd.
Tussen de oprichtende onderneming(en) of sectoren en het pensioenfonds wordt overeengekomen op welke manier het aanvullend pensioenplan wordt beheerd:- Het pensioenfonds kan een resultaatsverbintenis aangaan en zelf een bepaald rendement beloven. Dit is enigszins te vergelijken met een verzekeringsproduct met gewaarborgd rendement (tak 21).
- In de praktijk gebeurt dit bijna nooit en gaan pensioenfondsen een middelenverbintenis aan, waarbij ze zich ertoe verbinden om de ontvangen bijdragen zo goed mogelijk te beleggen, zonder echter een bepaald rendement te waarborgen. Dit is enigszins vergelijkbaar met een verzekeringsproduct zonder gewaarborgd rendement (tak 23).
De manier waarop het aanvullend pensioen wordt beheerd en de waarborgen die de pensioeninstelling biedt, zijn voor de aangeslotenen vooral van belang in het geval van een pensioenplan van het type vaste bijdragen. Bij dat type pensioenplannen zijn het immers de aangeslotenen die op de eerste plaats het beleggingsrisico dragen. Een hoger of lager rendement vertaalt zich rechtstreeks in een hoger of lager aanvullend pensioen. Bij pensioenplannen van het type vaste prestaties ligt het risico bij de werkgever (of sectorale inrichter): als de opgebouwde bedragen niet voldoende zijn om het beloofde aanvullend pensioen uit te betalen, moet de werkgever (of sectorale inrichter) bijbetalen.