search_api_autocomplete

Kapitaal of rente?

Aanvullende pensioenen kunnen worden uitbetaald:

  • Als een eenmalig kapitaal. Dit betekent dat het volledige opgebouwde aanvullend pensioen in één keer wordt uitbetaald.
  • Als een periodieke rente. Dit betekent dat het opgebouwde aanvullend pensioen gespreid in de tijd wordt uitbetaald: er wordt dan maandelijks of jaarlijks een deel uitbetaald, zolang de betrokkene leeft.
  • Of, in bepaalde gevallen, een combinatie van beiden.

Het pensioenreglement moet bepalen in welke vorm de uitbetaling gebeurt. Soms kan ook een keuzemogelijkheid voor de aangeslotenen worden voorzien.

Kapitaal van een pensioenplan

Als het pensioenplan in de uitbetaling van een kapitaal voorziet, hebben de aangeslotenen het recht om dit kapitaal om te zetten in een rente. Echter, als het bedrag van de rente te klein is - een jaarlijkse rente van minder dan 804,22 euro – dan wordt het kapitaal uitbetaald.

De wetgeving voorziet in minimale regels voor deze omzetting van kapitaal in rente, o.a. een rentevoet die minstens gelijk is aan deze van de wettelijke rendementsgarantie. Als de werkgever op het moment van pensionering van de aangeslotene (waarbij deze de omzetting in rente vraagt) geen pensioeninstelling bereid vindt om dit tarief te waarborgen, dan zal de werkgever het verschil zelf moeten bijpassen.

In de praktijk voorziet de overgrote meerderheid van pensioenplannen in de uitbetaling van een kapitaal.

Vele aangeslotenen geven de voorkeur aan een uitkering in kapitaal. Het kapitaal wordt immers toegevoegd aan het vermogen van de aangeslotene, waardoor men er onmiddellijk over kan beschikken. Het kan dan eventueel worden gebruikt voor grote of onverwachte uitgaven. Bij overlijden, erven de begunstigden bovendien wat er van overschiet.

Hierin schuilt tegelijk ook het gevaar dat men dit bedrag niet bestemt waarvoor het bedoeld is, nl. het voorzien in het eigen levensonderhoud na pensionering.

Dit laatste is het onmiskenbaar voordeel van een uitkering in rente. De rentegenieter bewaart een vast maandelijks inkomen zolang hij leeft. Hij hoeft zich geen zorgen te maken over een correcte belegging en/of besteding van zijn aanvullend pensioenkapitaal. Hij blijft de rente ontvangen, ook als hij heel lang leeft: het langlevenrisico ligt immers bij de pensioeninstelling (dit is het risico dat de rentegenieter langer leeft dan wat de sterftetafels die door de pensioeninstelling worden gebruikt voor de berekeningen, voorzien).

Om een zekere levensstandaard na pensionering veilig te stellen, kan het pensioenplan bovendien voorzien in een geïndexeerde rente. Tot slot kan worden voorzien in de 'overdraagbaarheid' van de rente, zodat na het overlijden van de rentegenieter de partner toch nog een deel van de rente ontvangt.

Het dient wel te worden benadrukt dat de fiscale behandeling van de uitkering in rente minder gunstig is dan de uitkering in kapitaal.