search_api_autocomplete

Pensioenplan van het type vaste prestaties

Bij pensioenplannen van het type vaste prestaties wordt het bedrag van de verworven reserve afgeleid van de verworven prestatie

De verworven reserve is de huidige waarde (ook actuele waarde genoemd) van de verworven prestatie die bij pensionering zal worden uitbetaald. Om die huidige waarde te kennen, wordt de verworven prestatie “geactualiseerd”. Actualiseren betekent dat men het bedrag berekent waarover men vandaag moet beschikken om op de pensioenleeftijd een vooraf bepaald bedrag – in dit geval de verworven prestatie – te kunnen uitbetalen. Bij die berekening wordt gebruik gemaakt van twee belangrijke parameters: (i) de interestvoet of actualisatievoet en (ii) de overlevingskans.

  1. De actualisatievoet geeft weer welk jaarlijks rendement er wordt verondersteld tussen het huidige ogenblik en de pensioenleeftijd. Aangezien dit toekomstige rendement ook bijdraagt tot de financiering van het latere pensioen, is het niet nodig om vandaag al het volledige pensioen te financieren. Hoe hoger het rendement dat men veronderstelt – en dus hoe hoger de actualisatievoet – hoe lager de reserve waarover men vandaag al moet beschikken. Immers zal in dat geval een groter deel van het latere pensioen vanuit het rendement kunnen worden gefinancierd. De actualisatievoet, die mag worden gebruikt bij de berekening van de verworven reserve, is wettelijk begrensd. Deze mag niet meer bedragen dan 6%. Het pensioenreglement moet bepalen welke actualisatievoet wordt gebruikt. Bij veel pensioenplannen wordt de verworven reserve berekend aan de hand van de maximale rentevoet van 6%.
  2. De overlevingskans drukt uit welke kans een aangeslotene van een bepaalde leeftijd heeft om op de pensioenleeftijd nog in leven te zijn. Bij een grote groep aangeslotenen zal helaas niet iedereen de pensioenleeftijd bereiken. Bij dit type van pensioenplannen blijven bij overlijden van een aangeslotene diens pensioenreserves doorgaans bij de pensioeninstelling en dragen zij bij in de financiering van de pensioenrechten van de andere aangeslotenen. Hoe lager de overlevingskans waarmee men rekening houdt, hoe lager de reserve waarover men vandaag al moet beschikken. Immers zal in dat geval een groter deel van het latere pensioen gefinancierd kunnen worden vanuit de reserves van aangeslotenen die voortijdig overlijden. Voor de berekening van de overlevingskansen doen de pensioeninstellingen beroep op zogenaamde sterftetafels. Dit zijn officiële statistieken die aangeven hoeveel personen er op elke leeftijd nog in leven zijn.

Het gebruik van de interestvoet en de overlevingskansen leidt ertoe dat, hoe verder men nog van de pensionering verwijderd is, hoe kleiner de verworven reserve zal zijn. Immers:

  • Hoe verder men nog van de pensionering verwijderd is, des te langer de reserve nog kan worden belegd en dus hoe meer rendement er nog kan worden behaald.
  • Hoe verder men nog van de pensionering verwijderd is, hoe groter de kans dat aangeslotenen vóór hun pensioen overlijden.