search_api_autocomplete

Voor welke werknemers geldt het pensioenplan?

Wanneer u een pensioenplan invoert, moet u bepalen voor welke werknemers dit van toepassing zal zijn.

  • Wanneer u een pensioenplan invoert, kan u tot op zekere hoogte bepalen welke werknemers van het pensioenplan kunnen genieten. Soms geldt een pensioenplan voor het gehele personeel, in andere gevallen enkel voor een bepaalde groep van werknemers of zelfs maar voor één persoon. Het is dus mogelijk dat niet alle werknemers van de onderneming worden aangesloten bij het pensioenplan. Het is ook mogelijk dat er verschillende pensioenplannen naast elkaar bestaan voor verschillende personeelscategorieën.

    Welke werknemers worden aangesloten bij het pensioenplan wordt beschreven in het pensioenreglement. Als een werknemer op het moment van zijn aanwerving voldoet aan de aansluitingsvoorwaarden, dan moet hij worden aangesloten bij het pensioenplan. De aansluiting mag in dat geval niet worden geweigerd en kan niet afhankelijk worden gemaakt van een bijkomende beslissing van de werkgever of de pensioeninstelling.

    Bovendien moet de aansluiting onmiddellijk gebeuren en mag ze dus niet worden verbonden aan een wachttijd (de aansluiting mag bijvoorbeeld niet worden uitgesteld tot de betrokken werknemer een aantal jaren bij de onderneming werkt).

    Om praktische redenen wordt de effectieve aansluiting wel vaak doorgevoerd op de eerste dag van de maand volgend op de indiensttreding.

    Opgelet!

    Vroeger kon het pensioenreglement bepalen dat werknemers jonger dan 25 jaar niet werden aangesloten of pas werden aangesloten na het doorlopen van een wachtperiode.

    Door een wetswijziging is vanaf 1 januari 2019 dergelijke minimumleeftijd voor de aansluiting niet meer toegelaten, noch een wachttijd vooraleer men bij het pensioenplan wordt aangesloten.

    → Alle personeelsleden die voldoen aan de aansluitingsvoorwaarden, die de leeftijd van 25 jaar nog niet hebben bereikt of die de wachtperiode nog niet hebben doorlopen, moeten op 1 januari 2019 verplicht worden aangesloten bij het aanvullend pensioenplan.

    Ondernemingen kunnen ook een aanvullend pensioenplan inrichten voor hun zelfstandige bedrijfsleiders. Meer informatie vindt u hier

  • Bij het bepalen van wie wel en niet mag deelnemen aan het pensioenplan, mag u niet willekeurig tewerk gaan. Dit moet gebeuren op basis van duidelijke regels. Bovendien mag u daarbij niet discrimineren. Elke vorm van discriminatie tussen werknemers is immers verboden.

    Het discriminatieverbod houdt in dat een onderscheid tussen werknemers, die zich in een vergelijkbare situatie bevinden, maar is toegelaten voor zover de categorieën objectief bepaald worden en er een redelijke verantwoording voor het onderscheid bestaat. Wanneer niet aan deze voorwaarden is voldaan, is het onderscheid discriminerend en dus verboden.

    In de praktijk is het vaak niet eenvoudig om vast te stellen wanneer een onderscheid als een discriminatie kan worden beschouwd. Het discriminatieverbod is een zeer algemene regel, terwijl er op het terrein talloze onderscheiden (bv. op basis van personeelscategorieën) bestaan. Wanneer er betwisting ontstaat over de vraag of een bepaald onderscheid discriminerend is, is het aan de arbeidsrechtbank om daarover een oordeel te vellen.

    Tips

    Heeft u een specifieke vraag over discriminatie in het kader van aanvullende pensioenen? Dan kan het interessant zijn om het advies nr. 30 van de Commissie voor Aanvullende Pensioenen te consulteren. Daarin wordt voor heel wat onderscheiden onderzocht of ze al dan niet door de beugel kunnen.

    Voor sommige onderscheidingscriteria is het eenvoudiger, omdat de wet ze uitdrukkelijk verbiedt. Zo is het bijvoorbeeld verboden om werknemers uit te sluiten uit een aanvullend pensioenplan op grond van:

    • Geslacht (man/vrouw)
    • Leeftijd
    • Nationaliteit
    • Deeltijdse tewerkstelling:
      Het is uitdrukkelijk verboden om deeltijdse werknemers uit te sluiten van deelname aan een aanvullend pensioenplan. Bij het pensioenplan moeten dus zowel de voltijdse als de deeltijdse werknemers worden aangesloten.
    • Arbeidsovereenkomsten van bepaalde duur:
      Ook werknemers met een contract van bepaalde duur moeten worden aangesloten bij het pensioenplan.
    • Statuut (arbeiders/bedienden):
      Het komt vaak voor dat in pensioenplannen een onderscheid wordt gemaakt tussen arbeiders en bedienden, bijvoorbeeld doordat arbeiders worden uitgesloten van deelname of doordat voor arbeiders en bedienden afzonderlijke pensioenplannen zijn ingevoerd.

      Sinds 2015 moeten inrichters werk maken van een geleidelijke afschaffing van de verschillen in behandeling tussen arbeiders en bedienden op het vlak van aanvullende pensioenen. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen nieuwe pensioenplannen (ingevoerd vanaf 1 januari 2015) en al bestaande pensioenplannen:
      • Nieuwe pensioenplannen die worden ingevoerd na 1 januari 2015, mogen geen onderscheid meer maken tussen arbeiders en bedienden.
      • Wat de bestaande pensioenplannen betreft, moet het verschil in behandeling tussen arbeiders en bedienden worden weggewerkt tegen 1 januari 2025.
      • Voor de dienstjaren na 2025 mag er ook bij al bestaande pensioenplannen geen onderscheid meer worden gemaakt.
  • Indien in de onderneming reeds voor alle werknemers een collectief aanvullend pensioenstelsel bestaat, is het toegelaten om een aanvullend pensioen te beloven aan één welbepaalde werknemer. In dat geval spreekt men van een individuele pensioentoezegging.

    Eén van de doelstellingen van de wet op de aanvullende pensioenen is om het aanvullend pensioen voor zoveel mogelijk werknemers toegankelijk te maken. Daarom wordt de toekenning van een individuele pensioentoezegging aan de volgende strikte voorwaarden onderworpen:

    • Een individuele pensioentoezegging mag enkel worden toegestaan als in de onderneming reeds voor alle werknemers een collectief aanvullend pensioenplan bestaat.
    • De individuele pensioentoezegging mag enkel occasioneel worden toegekend.
    • De individuele pensioentoezegging mag niet gebeuren tijdens de laatste 36 maanden vóór de pensionering of vóór de opname van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT - het vroegere brugpensioen) door de werknemer.
    • U moet jaarlijks, per categorie van werknemers, aan de FSMA het aantal individuele pensioentoezeggingen meedelen dat u in het afgelopen jaar heeft toegekend. Daarbij moet u het bewijs leveren dat in de onderneming voor alle werknemers een collectief pensioenstelsel bestaat. Meer informatie vindt u in de circulaire van de FSMA.
    • Ten slotte zijn de bijdragen voor individuele pensioentoezeggingen maar aftrekbaar tot een bepaald plafond. Voor het aanslagjaar 2026 bedraagt dit plafond 3.060 euro.