search_api_autocomplete
Home

Verhoging bij overlijden van een bestaand extralegaal voordeel - Geen pensioen in de zin van de WAP - Voorwaarden

Bij overlijden van een van de ouders kan er een beperkte verhoging zijn van een bestaand extralegaal voordeel dat op zich geen aanvullend pensioen is (bijvoorbeeld kinderbijslag, studiebeurs, …). Een dergelijke verhoging moet niet noodzakelijk als een aanvullend pensioen in de zin van de WAP worden beschouwd.

Zo’n verhoging kan als onderdeel van dat extralegaal voordeel worden beschouwd[1] (en dus niet als een overlijdensdekking die onder de WAP valt) als aan volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. Het extralegaal voordeel dat op zich geen aanvullend pensioen is, wordt verstrekt onafhankelijk van het overlijden van de werknemer. Anders kan er geen sprake zijn van een hoofdzaak waarvoor de beperkte verhoging in geval van overlijden als bijzaak zou kunnen gelden.
  2. De verhoging van het extralegaal voordeel bij overlijden van (een van) de ouders mag niet te groot zijn in vergelijking met het bedrag van het extralegaal voordeel dat wordt toegekend zonder overlijden. Er mag dus geen twijfel over bestaan dat het extralegaal voordeel de hoofdzaak is en de aanvulling bij overlijden de bijzaak. Hiervoor kan worden verwezen naar de wettelijke regelingen. Zo wordt de wettelijke kinderbijslag met 50% verhoogd bij het overlijden van één ouder en verdubbeld bij het overlijden van beide ouders (of van de enige ouder).
  3. De toezegging van de verhoging van het extralegaal voordeel bij overlijden is contractueel zodanig geformuleerd dat het duidelijk een aanvulling is van het bestaand extralegaal voordeel met eenzelfde doel (bijvoorbeeld bijdragen in de kosten van studies van schoolgaande kinderen). De verhoging van het extralegaal voordeel mag dus niet kunnen worden beschouwd als een bijkomende overlijdensdekking of een overlevingspensioen. Het mag dus niet kunnen worden beschouwd als een voorzorgsmiddel voor het bijslaggerechtigde achtergebleven kind van de aangesloten werknemer die overlijdt vóór het bereiken van de pensioenleeftijd waarbij de werkgever/inrichter de uitkering van een tijdelijke wezenrente belooft. Dit kan bijvoorbeeld door te bepalen dat de beperkte verhoging van het extralegaal voordeel ook wordt toegekend als de overleden ouder niet de werknemer is. Deze voorwaarde houdt ook in dat de toezegging niet gebeurt in een pensioenreglement, maar in een ander document of duidelijk onderscheiden deel van de arbeidsovereenkomst.

Binnen dit referentiekader kan men de verhoging, bij overlijden van (een van) de ouders, van een extralegaal voordeel dat op zich geen aanvullend pensioen is, beschouwen als een onderdeel van dat extralegaal voordeel en niet als afzonderlijk aanvullend pensioen in de zin van de WAP. Een dergelijke extralegale wezentoeslag is dan ook niet onderworpen aan de bepalingen van de WAP en de WIBP.

 


[1] Op grond van het rechtsadagium “accessorium sequitur principale”.