search_api_autocomplete
Home

6. Mag een bieder tijdens de voorbereiding van een overnamebod nog effecten kopen om zijn positie in de doelvennootschap te versterken (ook wel 'stakebuilding' genoemd)?

Wie een openbare overnamebieding voorbereidt, zal normaliter gedurende een bepaalde periode tijdens deze voorbereiding in het bezit zijn van voorwetenschap over het bod en, eventueel, van voorwetenschap over de doelvennootschap (vaak verworven tijdens een due diligence bij de doelvennootschap). Tijdens deze periode mag een bieder geen effecten van de doelvennootschap verwerven, behalve indien het een verwerving betreft die aanleiding geeft tot een verplicht overnamebod vanwege de overschrijding van de 30%-drempel in de zin van art. 5 van de overnamewet.[1]Stakebuilding op of buiten de beurs is dus verboden, zodra de informatie waarover de bieder beschikt voldoet aan de definitie van voorwetenschap.

Zoals besproken in FAQ n° 5, wordt het gebruik van voorwetenschap louter ter voortzetting van een openbaar overnamebod overeenkomstig artikel 9, lid 4, van de marktmisbruikverordening (MAR) beschouwd als een 'legitieme gedraging'. In deze bepaling wordt stakebuilding[2] echter uitdrukkelijk uitgesloten van de omschrijving van deze 'legitieme gedraging'. Daarmee wordt bevestigd dat de verwerving van effecten in de doelvennootschap door een bieder die in het kader van de voorbereiding van een overnamebod over voorwetenschap beschikt, geen 'legitieme' voorbereiding of voortzetting van een openbaar overnamebod uitmaakt. Een bieder die tijdens de voorbereiding van een overnamebod over voorwetenschap beschikt (over het bod en/of over de doelvennootschap) en vóór de openbaarmaking ervan effecten van de doelvennootschap verwerft, doorgaans aan een lagere prijs dan de latere overnameprijs, handelt dus met voorwetenschap.[3]Stakebuilding door een bieder die over voorwetenschap beschikt, kan evenmin worden beschouwd als een legitieme gedraging in de zin van artikel 9, lid 5, MAR. Die bepaling doelt immers enkel op de kennis van de eigen beslissing om te verwerven of te vervreemden, waarbij het loutere bestaan van deze transacties op zichzelf voorwetenschap uitmaakt bijvoorbeeld vanwege hun omvang of vanwege de notoriëteit van de betrokken belegger die kopieergedrag bij andere beleggers met zich brengt. De bepaling heeft echter geen betrekking op de kennis van de beslissing om een openbaar overnamebod uit te brengen en aldus van het feit dat er in principe een premie zal worden betaald ten opzichte van de beurskoers (en uiteraard nog minder op de voorwetenschap over de doelvennootschap die werd verworven in het kader van de voorbereiding van het overnamebod).

 

[1] Die verwerving onderscheidt zich immers van de opbouw van de participatie buiten een overnamebod om en tegen een potentieel lagere prijs dan die van een eventueel later overnamebod, net omdat ze de verplichting doet ontstaan om dergelijk overnamebod uit te brengen tegen (minstens) dezelfde prijs.

[2] Gedefinieerd in art. 3, § 1, 31°, MAR als: 'het verwerven van aandelen in een onderneming waarbij niet uit hoofde van wet- of regelgeving de verplichting ontstaat om een overnamebod aan te kondigen met betrekking tot de onderneming in kwestie'.

[3] In dergelijk geval is immers in principe wel degelijk sprake van het essentiële kenmerk van handel met voorwetenschap, te weten dat een oneerlijk voordeel wordt behaald uit voorwetenschap ten nadele van derde partijen die niet van deze informatie op de hoogte zijn (in de zin van overweging (23) van MAR). Het is dan ook logisch dat de Europese wetgever dit uitdrukkelijk niet heeft bestempeld als een legitieme gedraging.