search_api_autocomplete
Home

FSMA lanceert kostentool voor pensioenproducten

Persbericht
Pensioenen: een man steekt enkele muntstukken in een spaarvarken voor zijn toekomstig pensioen  terwijl hij zijn uitgaven berekent

De Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA) lanceert vandaag een online-tool die inzicht geeft in de kosten van pensioenproducten. De tool komt er naar aanleiding van een onderzoek dat de FSMA uitvoerde op vraag van de regering naar kosten die de financiële instellingen aanrekenen voor hun pensioenproducten. Dit onderzoek betreft zowel de tweede als de derde pensioenpijler. Het onderzoeksrapport is beschikbaar op de FSMA-website.

Wie zijn wettelijk pensioen wenst aan te vullen, kan dat via de tweede of de derde pensioenpijler. De tweede pijler is het aanvullend pensioen dat werknemers of zelfstandigen opbouwen in het kader van hun beroepsactiviteit. In die pijler zijn zowel verzekeringsondernemingen als Instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IBP’s) actief. De derde pijler bestaat uit het individuele pensioensparen en langetermijnsparen bij een pensioenspaarfonds of een verzekeringsonderneming. 

De instellingen die tweede- en derdepijlerpensioenen aanbieden, rekenen daar kosten voor aan. Die kosten wegen op het eindresultaat van de spaarinspanning. Op vraag van de regering voerde de FSMA een onderzoek uit naar kosten die de financiële instellingen aanrekenen voor hun pensioenproducten. De FSMA vroeg hierover gegevens op bij de instellingen actief binnen de tweede of de derde pijler.

De studie focust op de kosten die van toepassing zijn op de bijdragen of op de pensioenreserves. Het onderzoek brengt een aantal duidelijke tendensen aan het licht: 

  • De schaalgrootte van de pensioenplannen heeft een impact. Collectieve pensioenplannen - in het bijzonder sectorplannen – rekenen minder hoge kosten aan dan individuele contracten. Bij een aantal collectieve pensioenplannen kan de werkgever of de sector zelf een deel van de kosten op zich nemen, waardoor deze niet rechtstreeks wegen op de pensioenopbouw.
  • De tussenpersoon heeft een prijskaartje. Ook de toegang tot een pensioenproduct gaat gepaard met kosten. Een substantieel aandeel van de instapkosten is niet bestemd voor de pensioeninstelling maar voor de tussenpersoon. 
  • Let op met het maken van vergelijkingen (tak 21 versus tak 23). Het maken van vergelijkingen tussen verschillende producttypes is niet evident. Zo hebben tak 21-verzekeringen fors lagere lopende kosten dan tak 23-verzekeringen. Maar er bestaat natuurlijk een fundamenteel verschil tussen beide verzekeringstakken: bij tak 23 heeft de klant recht op het volledige beleggingsrendement, terwijl bij tak 21 het rendement in principe begrensd is. De verzekeraar kan de klanten laten delen in de winst van een tak 21-product, maar is daar niet toe verplicht.

De studie toont aan dat consumenten er alle belang bij hebben om te kiezen voor een ‘performant’ pensioenproduct. De FSMA stelt niettemin vast dat de informatie over de kosten vaak verspreid zit over verschillende documenten, moeilijk te begrijpen en soms zelfs onvolledig is. Het is voor een niet-specialist niet eenvoudig om de impact van verschillende kostentypes op de pensioenopbouw in te schatten.

Om te helpen in de zoektocht naar een geschikt pensioenproduct, heeft de FSMA een online kostentool ontwikkeld. Deze tool illustreert visueel het gecombineerde effect van kosten op bijdragen en op de spaarreserves. Zo krijgt de consument inzicht in de impact van verschillende kostentypes op zijn pensioenopbouw. 

De tool richt zich op consumenten die zelf een overeenkomst wensen te sluiten om een bijkomend pensioen op te bouwen. Dan gaat het ofwel om producten binnen de derde pijler, ofwel om producten binnen de tweede pijler die individueel worden aangeboden, zoals het Vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen.

In een volgende fase zou de tool het ook mogelijk kunnen maken om de aangerekende kosten te vergelijken met marktgemiddeldes en uiterste waarden. Om die vergelijkingen mogelijk te maken, is er regelgeving nodig met als doel de informatie over kosten te uniformiseren en te publiceren op de website van de aanbieder. Zo’n publieke en gestandaardiseerde informatieverstrekking is er bij de pensioenspaarfondsen, maar niet bij de verzekeringsondernemingen en de IBP’s.

De nieuwe regels moeten ook garanderen dat verzekeringsondernemingen en IBP’s ook de kosten die verband houden met onderliggende beleggingen mee opnemen in de informatie. Dit is relevant voor producten die investeren in één of meerdere beleggingsfondsen (bijvoorbeeld tak 23). De FSMA heeft immers vastgesteld dat de kosten verbonden aan deze onderliggende fondsen niet altijd aanwezig zijn in de kosteninformatie. Om deze problemen aan te pakken, heeft de FSMA twee ontwerpen van Koninklijk Besluit overgemaakt aan de bevoegde ministers.

Naast de ontwikkeling van de tool is de FSMA ook gestart met het onderzoek naar verzekeringsproducten met hoge kostenniveaus. Een hoog kostenniveau staat immers mogelijk op gespannen voet met de wettelijke verplichting om producten steeds in het belang van de consument te ontwikkelen.

De vice-eersteminister en minister van Zelfstandigen: ’Voor zelfstandigen is het niet altijd gemakkelijk om een pensioenproduct te kiezen: de markt is niet altijd even transparant. De door de FSMA gelanceerde tool geeft een waardevol inzicht in de kosten die verbonden zijn aan tweede- en derdepijlerpensioenen, zodat werknemers en zelfstandigen hun financiële toekomst beter kunnen plannen. Wij zetten ons actief in om deze transparantie te verhogen en ervoor te zorgen dat pensioenproducten steeds beantwoorden aan de belangen van de consument.’

De minister van Pensioenen: ‘Dankzij de nieuwe kostentool krijgen burgers eindelijk inzicht in hoe de complexe kostenstructuur hun uiteindelijke pensioen beïnvloedt. De impact hiervan mag niet worden onderschat. Zelfs een kleine lopende kost van 1% kan, bij realistische aannames, het pensioenkapitaal met bijna 25% verminderen. Natuurlijk varieert dit effect afhankelijk van de gekozen parameters, zoals de looptijd en het kostenniveau. De tool biedt de mogelijkheid om dit te analyseren voor verschillende combinaties van parameters. In de toekomst zullen mensen hun pensioenplan ook kunnen vergelijken met andere aanbieders op de markt. Dat is een belangrijke stap voorwaarts. De FSMA zal ook onderzoek doen naar pensioeninstellingen met buitensporig hoge kosten. Met deze initiatieven komen we onze beloften na, en gaan zelfs verder dan wat in het regeerakkoord staat. Dit is niet enkel een praktische ontwikkeling, het heeft ook een positieve invloed op de centen van de gepensioneerden.’

De voorzitter van de FSMA: ‘De kostentool voor pensioenproducten maakt deel uit van de voortdurende inspanningen die de FSMA levert om handige tools aan te reiken die kunnen helpen bij het maken van financiële keuzes. Het samenspel tussen verschillende types van kosten maakt het niet eenvoudig om de totale impact van kosten op het eindresultaat correct in te schatten. Deze tool biedt de consumenten voortaan de mogelijkheid om deze impact te becijferen voor hun concrete situatie, waardoor ze ook producten onderling kunnen vergelijken. De FSMA is er dan ook van overtuigd dat de tool een waardevol hulpmiddel zal zijn in de zoektocht naar een performant pensioenproduct.’