search_api_autocomplete
Home

Onderzoek: Sparen, of niet

Persbericht

Een op drie Belgen spaart niet en Belgen sparen voornamelijk om onverwachte kosten te kunnen betalen. Dat verklaren 1.000 Belgen die werden bevraagd in het kader van het onderzoek ‘Sparen, of niet’ door Wikifin.be, met De Tijd/L’Echo en Radio 1/RTBF. Wikifin.be is het programma financiële educatie van de FSMA. De onderzoeksresultaten worden vandaag voorgesteld tijdens de opening van De Week van het Geld. Volg De Week van het Geld via #dwvhg17.

1 op 3 Belgen spaart niet

Een op drie Belgen spaarde de voorbije twaalf maanden niet. Belgen tussen 35 en 44 jaar en 65-plussers sparen het minst. 40% van de Belgen tussen 35 en 44 jaar spaart niet. Van de 65-plussers spaart de helft niet. De belangrijkste reden om niet te sparen, is niet over de financiële mogelijkheden beschikken.

Sparen voor het onbekende

Sparen doen Belgen voornamelijk om onverwachte kosten te kunnen betalen en om een spaarreserve op te bouwen. De afgelopen twaalf maanden gaf 75% van de ondervraagden spaarcenten uit en de grootste uitgavepost is effectief die onverwachte kosten (30%). Een kleine aankoop financieren, zoals een reisje, een nieuwe smartphone, een uitgave voor je hobby, ... is een andere belangrijke reden om de spaarreserve aan te spreken.

Spaarreserve: belangrijk, maar vaak ervaren als ontoereikend

De helft van de ondervraagden meent meer dan twee netto-gezinsinkomens nodig te hebben als spaarreserve. 41% zegt dit effectief in reserve te hebben. 29% van de Belgen geeft aan over minder dan een netto-gezinsinkomen te beschikken. Vooral de 35 tot 44-jarigen zijn in deze groep: 39% van de 35 tot 44-jarigen zegt over minder dan een netto-gezinsinkomen te beschikken.

Het is ook die leeftijdsgroep van de 35 tot 44-jarigen die samen met de 25 tot 34-jarigen opvallend vaker vinden dat ze over te weinig direct opvraagbaar spaargeld beschikken. Van alle ondervraagden vindt 44% over onvoldoende spaargeld te beschikken. Bij die twee jongere leeftijdsgroepen verhoogt dat aantal tot zo’n 60%.

Spaargeld zorgt niet noodzakelijk voor gevoel van zekerheid of euforie

De helft van alle spaarders heeft een eerder negatief gevoel bij zijn spaargedrag. Zo geeft een meerderheid van hen aan gefrustreerd te zijn, omdat ze eigenlijk meer willen sparen. Anderen zijn eerder gelaten: ze willen wel graag meer sparen, maar geven te veel uit. 

30% van de niet-spaarders blijft er eerder berustend of zelfs gelaten bij. “Ik kan er niets aan doen” of “m’n spaargeld brengt toch niets op” zijn terugkerende verzuchtingen bij niet-spaarders.

Belgische spaarder weinig betrokken in zoektocht naar rendement

In het huidige lage renteklimaat zijn niet alle Belgen op zoek naar een hoger rendement voor hun spaargeld: slechts 40% heeft interesse om die zoektocht aan te vangen. Spaargeld verplaatsen naar een andere bank gebeurt niet snel: 44% van de ondervraagden geeft aan pas vanaf een renteverschil van 3% hun geld over te schrijven.

Financiële educatie helpt spaarders

Via financiële educatie wil de FSMA/Wikifin.be consumenten meer bewustmaken dat ook kleine beetjes kunnen helpen om de nodige spaarreserves aan te leggen. Voor zij die wel over een spaarreserve beschikken, is financiële educatie ook van tel. Belgen zijn bijvoorbeeld weinig geneigd hun spaargeld te verplaatsen. Via neutrale en onafhankelijke informatie over sparen kunnen zij zichzelf beter informeren over de mogelijke opportuniteiten en risico’s met hun spaargeld.

Over het onderzoek

Het onderzoek van Wikifin.be, het programma financiële educatie van de FSMA, kwam tot stand in het kader van De Week van het Geld (van 27 maart 2017 tot 2 april 2017). De Week van het Geld is een initiatief van Wikifin.be, in samenwerking met De Tijd/L’Echo en Radio 1/RTBF. Het doel van De Week van het Geld is geldzaken zo breed mogelijk bespreekbaar te maken. Tijdens deze editie staat het thema ‘Sparen, of niet’ centraal. Marktonderzoeksbureau TNS voerde het onderzoek uit aan de hand van een online vragenlijst. De bevraging vond plaats in januari 2017 bij 1.002 Belgen tussen 25 en 74 jaar.

Het onderzoek kan hier geraadpleegd worden.