search_api_autocomplete
Home

Tweejaarlijks verslag over het aanvullend pensioen voor werknemers

Persbericht
Informatie: de letter i, afgebeeld in een blauwgrijze cirkel op een lichtgrijze achtergrond

De FSMA publiceert het tweejaarlijks verslag over het aanvullend pensioen voor werknemers voor de periode 2018 en 2019.

Het verslag bevat informatie over de sectorale pensioenstelsels en – voor het eerst – informatie over de bedrijfspensioenstelsels en het Vrij Aanvullend Pensioen voor Werknemers (VAPW).

De voornaamste vaststellingen zijn de volgende:

  • Op 1 januari 2020 zijn er 3.582.476 (unieke) werknemers die een aanvullend pensioen opbouwen. 2.111.934 werknemers doen dat binnen een sectoraal pensioenstelsel, 1.994.196 werknemers zijn aangesloten bij een bedrijfspensioenstelsel en 319 werknemers zijn aangesloten bij een VAPW.
    • Groei - Voor de sectorale pensioenstelsels betekent dit een stijging van 5 procent ten opzichte van 1 januari 2018, voor de bedrijfspensioenstelsels een stijging van 11 procent.
    • Cumul - Van de werknemers is 17 procent zowel aangesloten bij een bedrijfspensioenstelsel als bij een sectorstelsel (598.647). Andere mogelijke cumulaties komen bijna niet voor.
    • Slapers - Zowel bij sectorstelsels (83 procent) als bij bedrijfspensioenstelsels (68 procent) ligt de verhouding van het aantal slapers ten opzichte van het aantal actieven hoog. Bij het VAPW, daarentegen, ligt de verhouding slapers/actieven op 4,5 procent.
    • Dekkingsgraad - De actieve aangeslotenen bij een sectorstelsel en een bedrijfspensioenstelsel vormen respectievelijk 34 procent en 35 procent van het aantal actieve werknemers op de arbeidsmarkt. Voor wat het VAPW betreft, is er sprake van een dekkingsgraad van slechts 0,01 procent.
    • Geslacht – Het gaat overwegend om mannen, maar jaar na jaar is er sprake van een lichte gelijkmatige toename van het aandeel vrouwen. De verhouding man/vrouw voor de actieve aansluitingen is als volgt: 59 procent/41 procent bij sectorstelsels (61 procent/39 procent in 2015), 58 procent/42 procent bij bedrijfspensioenstelsels (60 procent/40 procent in 2015) en 53 procent/47 procent bij het VAPW.
    • Leeftijd - de populatie van de werknemers die actief zijn aangesloten bij een aanvullend pensioenplan bevindt zich binnen alle types pensioenplannen voornamelijk binnen de leeftijdscategorieën 35-44 en 45-54 jaar.
  • Op 1 januari 2020 zijn er 53 sectorstelsels, 116.595 bedrijfspensioenplannen en 319 VAPW-overeenkomsten.
    • Aard van de toezegging – het leeuwendeel van de toezeggingen betreft zowel voor de sectorstelsels (87 procent) als voor de bedrijfspensioenstelsels (84 procent) pensioentoezeggingen van het type ‘vaste bijdragen’.
    • Toezegging met solidariteitsluik – binnen de sectorstelsels zijn er 28 toezeggingen met een solidariteitsluik, bij de bedrijfspensioenstelsels is er sprake van 20 solidariteitstoezeggingen. 760.637 werknemers zijn actief aangesloten bij een solidariteitstoezegging in het kader van een sectorstelsel en 10.894 bij een solidariteitstoezegging in het kader van een bedrijfspensioenstelsel.
    • Inrichters – in 53 paritaire comités of subcomités bestonden er op 31 december 2019 één of meerdere sectorale pensioenstelsels. Wat de bedrijfspensioenstelsels betreft, zijn er in totaal 57.800 inrichters die één of meerdere pensioentoezeggingen hebben toegekend (zijnde 6,5 procent meer dan op 1 januari 2018).
  • Beheer
    • Verzekeringsondernemingen beheren ruim 70 procent van het aantal sectorale pensioenstelsels, 99 procent van het aantal bedrijfspensioenstelsels en 100 procent van het aantal VAPW-overeenkomsten.
    • Wat de verworven reserves betreft, beheren verzekeringsondernemingen slechts 34 procent van de verworven reserves binnen sectorstelsels tegenover 66 procent bij pensioenfondsen. Wat de bedrijfspensioenstelsels betreft, is dat respectievelijk 76 procent tegenover 24 procent.
    • Alle door sectorale inrichters gesloten verzekeringsovereenkomsten behoren tot tak 21, goed voor 5,3 miljard euro aan pensioenverplichtingen. Bij de bedrijfspensioenstelsels beheren verzekeringsondernemingen 39 miljard euro (97 procent) aan verworven reserves via een tak 21-product. Binnen de VAPW-overeenkomsten wordt 138.618 euro aan verworven reserves beheerd via een verzekeringsproduct dat gebaseerd is op een combinatie van tak 21 en 23 (94 procent).  
  • Voor de sectorale pensioenstelsels werd ook gepolst naar het rendement en de kosten voor 2019:
    • Een werknemer kreeg gemiddeld een rendement van 3,40 procent toegekend in het kader van zijn pensioentoezegging van het type vaste bijdragen of cash balance.
    • In verhouding tot de reserves komen de totale aangerekende toeslagen door verzekeringsondernemingen gemiddeld neer op 0,17 procent, terwijl bij pensioenfondsen de gemiddelde kosten op 0,14 procent neerkomen.
  • Hoewel het aantal werknemers dat is aangesloten bij een sectorstelsel ongeveer even hoog is als het aantal werknemers aangesloten bij een bedrijfspensioenstelsel, ligt het financiële zwaartepunt toch duidelijk binnen de bedrijfspensioenstelsels:
    • Op 1 januari 2020 is er voor 5,3 miljard euro aan reserves opgebouwd bij de sectorale pensioenstelsels, tegenover 53 miljard euro aan reserves binnen de bedrijfspensioenstelsels en 147.797 euro aan pensioenreserves binnen de VAPW-overeenkomsten.
    • De gemiddelde reserve bedraagt 1.640 euro bij de sectorplannen ingevoerd vanaf 2000 of later en 27.237 euro bij bedrijfspensioenstelsels. Binnen VAPW-overeenkomsten hebben de betrokken werknemers gemiddeld 483 euro aan pensioenreserves opgebouwd.

U kan dit verslag ook consulteren op onze website onder de rubriek 'Pensioenen'.