search_api_autocomplete
Home

Tweejaarlijks verslag over het aanvullend pensioen voor werknemers

Persbericht
Retired person looks at his laptop and in front of him a piggy bank

De FSMA publiceert haar tweejaarlijks verslag over het aanvullend pensioen voor werknemers over de periode 1 januari 2022 tot 1 januari 2024. 

Het verslag bevat informatie over de sectorale pensioenstelsels, de bedrijfspensioenstelsels en het vrij aanvullend pensioen voor werknemers (VAPW). De kerncijfers van het verslag slaan op de situatie op 1 januari 2024. 

4.131.503 personen bouwen een aanvullend pensioen als werknemer op. Dat is een stijging van 25 procent ten opzichte van 1 januari 2018. 

Een werknemer kan meerdere aanvullende pensioenen hebben. Zo zijn er:

  • 2.570.149 werknemers aangesloten bij een sectoraal pensioenstelsel. Dit is een stijging van 10 procent ten opzichte van 1 januari 2022;
  • 2.327.575 aangeslotenen bij een bedrijfspensioenstelsel, wat neerkomt op een stijging van 9 procent ten opzichte van 1 januari 2022;
  • 1.340 werknemers die een VAPW-overeenkomst hebben gesloten. Het VAPW kent bijgevolg een beperkt succes. 

Hoewel het aantal werknemers dat is aangesloten bij een sectorstelsel iets hoger ligt dan het aantal werknemers dat aangesloten is bij een bedrijfspensioenstelsel, ligt het financiële zwaartepunt toch duidelijk binnen de bedrijfspensioenstelsels.

De verworven reserves binnen de sectorale pensioenstelsels bedragen zes miljard euro, tegenover 66 miljard euro aan reserves binnen de bedrijfspensioenstelsels. 

De gemiddelde verworven reserve bedraagt 2.437 euro bij de sectorplannen en 28.748 euro bij bedrijfspensioenstelsels.

Er zijn 52 sectorstelsels en 130.436 bedrijfspensioenplannen voor 63.010 werkgevers. Binnen de verslagperiode is er geen enkel nieuw sectorstelsel van kracht geworden.

Het aantal aansluitingen bij pensioentoezeggingen van het type ‘vaste bijdragen’ ligt veel hoger dan bij pensioentoezeggingen van het type ‘vaste prestaties’. Dat is het geval zowel bij sectorstelsels (78 procent/1 procent) als bij bedrijfspensioenstelsels (82 procent/6 procent). Bij de bedrijfspensioenstelsels zijn de toezeggingen van het type ‘vaste prestaties’ wel nog steeds goed voor meer dan een derde van de verworven reserves.

Binnen de sectorstelsels verhoogden slechts drie sectoren hun bijdrageniveau binnen de verslagperiode. Het gemiddelde bijdrageniveau stagneert op 1,54 procent van het loon over alle sectoren heen. Slechts twee sectoren bereiken een bijdragepercentage van 3 procent.

Bij de sectorstelsels beheren pensioenfondsen het grootste deel van de verworven reserves (58 procent). Bij de bedrijfspensioenstelsels zijn de verhoudingen omgekeerd en beheren de verzekeringsondernemingen drie kwart van de reserves. 

Voor de sectorale pensioenstelsels werd ook gepolst naar het rendement en de kosten voor 2023.

Een aangesloten werknemer kreeg in 2023 gemiddeld een positief rendement van 2,81 procent toegekend in het kader van zijn pensioentoezegging van het type ‘vaste bijdragen’ of ‘cash balance’. In 2022 was het gemiddeld toegekend rendement negatief. Het bedroeg minus 1,88 procent. 

Uitgedrukt in verhouding tot de reserves komen de totale aangerekende toeslagen door verzekeringsondernemingen gemiddeld neer op 0,23 procent, terwijl bij pensioenfondsen de gemiddelde kosten op 0,21 procent neerkomen.

Zowel bij sectorstelsels als bij bedrijfspensioenstelsels werd 99 procent van de prestaties uitbetaald in kapitaal. De uitbetaling neemt met andere woorden bijna nooit de vorm aan van een rente.  Het gemiddeld aanvullend pensioenkapitaal opgebouwd binnen een sectorstelsel (3.946 euro) bedraagt per uitbetaling nog geen tiende van het gemiddeld kapitaal uitgekeerd op grond van een bedrijfspensioenstelsel (47.346 euro). Rekening houdend met het langlevenrisico, blijven de naar aanleiding van de pensionering uitgekeerde bedragen laag, zeker binnen de sectorstelsels.