search_api_autocomplete
Home

Passendheids- en geschiktheidsbeoordeling bij vruchtgebruik

FSMA_Standpunt_2021_05
Standpunten: een laptop met het FSMA-logo op het scherm afgebeeld
  1. Toepassing van de gedragsregels bij vruchtgebruik: weinig houvast en verschillende toepassingen

Gereglementeerde ondernemingen verstrekken beleggingsdiensten aan een waaier van cliënten. In sommige gevallen is de eigendom daarbij opgesplitst tussen vruchtgebruik en naakte eigendom. Veelal zijn zowel de vruchtgebruiker als de naakte eigenaar cliënt.

Voor de toepassing van de gedragsregels brengt dit een aantal uitdagingen met zich mee. Wie geniet de beleggingsdienst: de vruchtgebruiker of de naakte eigenaar? Bij wie moet de onderneming informatie inzamelen voor de passendheids- of geschiktheidsbeoordeling? Op wie heeft de informatie betrekking? De gedragsregels en de richtsnoeren van ESMA bevatten hier geen specifieke richtlijnen over.

De FSMA stelde vast dat dit tot verschillende toepassingen bij de gereglementeerde ondernemingen heeft geleid:

  • Sommige ondernemingen baseren zich op een akkoord tussen de vruchtgebruiker en de naakte eigenaar over de wijze waarop ze van de beleggingsdienst gebruik wensen te maken. Dit akkoord behandelt onder meer de aspecten met betrekking tot de inzameling van de informatie, maar ook de aanduiding van de referentiepersoon die de beleggingsdienst verder zal genieten. Dit akkoord is vaak impliciet en is “verborgen” in de openingsdocumenten of in de algemene voorwaarden. De partijen zijn zich daardoor vaak onvoldoende bewust van het bestaan en de gevolgen ervan.
  • Andere ondernemingen beschouwen de vruchtgebruiker in het kader van de gedragsregels automatisch als een vertegenwoordiger van de naakte eigenaar. Zij beschouwen het vruchtgebruik in hun procedures als een situatie waarop zij de gedragsregels over vertegenwoordiging/lastgeving toepassen. Nochtans zijn vruchtgebruik en lastgeving verschillende rechtsfiguren.
  • Andere ondernemingen verstrekken hun diensten enkel aan de naakte eigenaar. Dit lijkt moeilijk verenigbaar met de rechten van de vruchtgebruiker.

De FSMA wil de ondernemingen houvast bieden bij het uitwerken van een kader over de toepassing van de gedragsregels bij vruchtgebruik.

  1. Wat is vruchtgebruik?

Vruchtgebruik is een zakelijk recht en geeft de vruchtgebruiker recht op het gebruik en de vruchten van de betrokken activa zoals een eigenaar zonder deze zelf in eigendom te hebben. De vruchtgebruiker heeft de plicht om deze activa voor de naakte eigenaar in stand te houden. Hij mag ook geen misbruik maken van zijn genot. Vruchtgebruik wordt soms ook bestempeld als “quasi-eigendom”. Het Burgerlijk Wetboek bevat de toepasselijke regels over vruchtgebruik.

  1. Wie is de cliënt?

Zoals al vermeld, heeft de vruchtgebruiker het recht op het gebruik en de vruchten van de betrokken activa zoals een eigenaar zonder deze zelf in eigendom te hebben. Dat betekent ook dat hij de “gebruiker” kan zijn van beleggingsdiensten van gereglementeerde ondernemingen en dus de cliënt zal zijn. Het is niet vereist dat de gereglementeerde ondernemingen hierbij ook de naakte eigenaars als cliënt gaan beschouwen. Let op, de vruchtgebruiker is zelf verantwoordelijk tegenover de naakte eigenaar(s) voor de naleving van zijn verplichtingen als vruchtgebruiker (bijvoorbeeld de instandhoudingsplicht).

  1. Vuistregels voor de behandeling van vruchtgebruik bij passendheids- en geschiktheidsbeoordeling

4.1 Bepaal de persoon (cliënt) bij wie de informatie-inzameling zal gebeuren en die het voorwerp van de passendheids- of geschiktheidsbeoordeling zal uitmaken

Wanneer gereglementeerde ondernemingen een beleggingsdienst in een context van vruchtgebruik verstrekken, dan zouden zij de vruchtgebruiker als cliënt moeten beschouwen. Het volstaat dus dat de gereglementeerde onderneming de inzameling van de informatie voor de passendheids- of geschiktheidsbeoordeling enkel bij de vruchtgebruiker verricht. De vruchtgebruiker kan deze informatie bovendien vanuit zijn eigen situatie verstrekken. Dit betekent dat de informatie over de kennis en ervaring, financiële situatie en beleggingsdoelstellingen vanuit de situatie van de vruchtgebruiker kunnen worden gegeven. 

Er zijn situaties denkbaar waarin de partijen niettemin van dit principe wensen af te wijken. Dit is mogelijk onder de volgende cumulatieve voorwaarden:

  • De afwijking zou het voorwerp moeten uitmaken van een duidelijke en schriftelijke overeenkomst. Deze overeenkomst wordt afgesloten tussen ofwel de naakte eigenaar(s), de vruchtgebruiker(s) en de gereglementeerde onderneming, ofwel tussen de naakte eigenaar(s) en de vruchtgebruiker(s). In het laatste geval bezorgen de betrokken partijen de gereglementeerde onderneming een kopie van de overeenkomst. De gereglementeerde onderneming zouden dit moeten toevoegen aan het cliëntendossier van de betrokken partijen.
  • De overeenkomst zou duidelijk moeten vermelden welke partij het voorwerp van de informatie-inzameling zal zijn en hoe deze partij de informatie zal moeten weergeven. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat de partijen overeenkomen dat de vruchtgebruiker bij de geschiktheidsbeoordeling de nodige informatie zal geven. Hij zal in dat geval de vragenlijst invullen of in gesprek gaan met de onderneming. De partijen zouden dan verder kunnen bepalen dat de vruchtgebruiker daarbij zijn eigen kennis en ervaring weergeeft, terwijl zijn antwoorden over de financiële situatie en de beleggingsdoelstellingen gebaseerd zijn op de situatie van de naakte eigenaar(s).
  • De overeenkomst zou de partijen duidelijk moeten informeren over de mogelijke gevolgen van de gekozen werkwijze voor de rechten van de vruchtgebruiker[1].

De gereglementeerde ondernemingen kunnen zelf kiezen welke werkwijze zij hanteren. Zij zouden steeds over een duidelijk beleid moeten beschikken dat vruchtgebruik omkadert en zij zouden de betrokken partijen hierover tijdig moeten informeren.

4.2 Maak een duidelijk onderscheid tussen vertegenwoordiging en vruchtgebruik

Vruchtgebruik is geen vertegenwoordiging of lastgeving. De gereglementeerde ondernemingen mogen vruchtgebruik bijgevolg niet automatisch als een vertegenwoordigingsrelatie beschouwen.

Het moet voor een vruchtgebruiker wel mogelijk zijn om zich bij de uitoefening van zijn rechten te laten vertegenwoordigen (bijvoorbeeld door de naakte eigenaar(s)). De gereglementeerde ondernemingen zouden in dat geval rekening moeten houden met de relevante regels en de Richtsnoeren van ESMA over vertegenwoordiging.[2]

4.2 Baken de activa of goederen af waarop een vruchtgebruik rust

Het moet duidelijk zijn op welke goederen of activa het vruchtgebruik betrekking heeft. Dit kan bijvoorbeeld een effectenportefeuille zijn, maar ook bepaalde financiële instrumenten of zelfs een volledig vermogen. De gereglementeerde ondernemingen zouden de relevante gegevens bij de betrokken partijen moeten opvragen (overeenkomst, akte erfopvolging, …) en toevoegen aan hun cliëntendossier.

 

[1]     Voorbeeld: de risicoappetijt van de naakte eigenaar is eerder risicoavers (bv. de naakte eigenaar aanvaardt een beperkte daling (max. 6 %) in zijn portefeuille, hij zou bij grotere waardeschommelingen wakker liggen en overgaan tot de verkoop van de gedaalde activa om verdere verliezen op korte termijn te vermijden), terwijl de vruchtgebruiker eerder “dynamisch” is en bereid is om grote risico’s te nemen (bv. de vruchtgebruiker wenst maximaal rendement en aanvaardt daarvoor alle waardeschommelingen, bij een sterke waardedaling zou hij de betrokken waarde zelfs bijkopen). Als de partijen overeenkomen de risicoappetijt van de naakte eigenaar te hanteren, zal dat er in dit geval toe leiden dat de vruchtgebruiker de betrokken activa op een meer risicoaverse manier zal moeten beheren (beleggingsadvies) of laten beheren (vermogensbeheer) om geschikte transacties te kunnen verrichten.

[2]     Richtsnoeren met betrekking tot bepaalde aspecten van de MiFID II-geschiktheidseisen, ESMA35-43-1163, §§ 63-67.