Bankierseed
De FSMA legt tuchtsancties op met inachtneming van de rechten van de verdediging. Ze moet daarbij rekening houden met bepaalde omstandigheden, zoals de ernst van de inbreuk, de impact ervan op de belangen en de reputatie van de banksector, of het vermogensnadeel dat de inbreuk met zich meebrengt voor derden.
Tegen de sanctiebeslissing kan beroep worden ingesteld bij de Raad van State.
Om de exclusieve prudentiële bevoegdheid van de prudentiële toezichthouder ten aanzien van de fit & proper-personen bij kredietinstellingen te garanderen, heeft de FSMA ten aanzien van hen geen sanctiebevoegdheid. Als de conclusie van het onderzoek van de (adjunct-)auditeur luidt dat een fit & proper-persoon bij een kredietinstelling, een inbreuk heeft gepleegd op de regels inzake de bankierseed, zal de FSMA het tuchtdossier aan de NBB of, in voorkomend geval, aan de buitenlandse prudentiële toezichthouder overmaken, zodat de prudentiële autoriteiten hun prerogatieven ter zake kunnen uitoefenen[1].
Als een bankdienstverlener een door de FSMA opgelegd beroepsverbod of een door de FSMA opgelegde verplichting om opleidingen te volgen niet naleeft, kan zij hem bovendien een administratieve sanctie opleggen.
[1] De wet van 20 december 2023 houdende diverse financiële bepalingen heeft bijvoorbeeld paragraaf 7 van artikel 236 van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen hersteld. Deze voorziet in de mogelijkheid voor de NBB of de ECB om, in bepaalde gevallen, een beroepsverbod met betrekking tot de uitoefening van functies bij een kredietinstelling op te leggen waarvan de duur niet meer dan 5 jaar mag bedragen.