search_api_autocomplete

Technische vragen over de bepalingen van het moratorium

Update 21 september 2011: verduidelijking FAQ 5, 17, 24 en toevoeging FAQ 26
Update 22 november 2011: verduidelijking FAQ 17 en toevoeging FAQ 27, 28, 29, 30 en 31
Update 17 januari 2012: verduidelijking FAQ 4 en 23
Update 13 maart 2012: verduidelijking FAQ 16 en 20
Update op 25 mei 2012 - Toevoeging FAQ 32
Update op 14 juni 2012 - Toevoeging FAQ 33
Update 12 Juli 2013 - Verduidelijking van FAQ 20
Update van 28 november 2013 - Verduidelijking van FAQ 16
Update van 15 juli 2014 – verduidelijking van FAQ 5 en toevoeging van FAQ 34
Update van 28 november 2014 – verduidelijking van FAQ 10
Update van 6 februari 2015: verduidelijking van FAQ 13 en toevoeging van FAQ 35
Update van 02 oktober 2023: wijziging van FAQ 10 en toevoeging van FAQ 36

*) FAQ’s zijn een dynamisch gebeuren, met als doel zo concreet mogelijk te antwoorden op de meest voorkomende vragen, die zowel theoretisch als praktisch van aard kunnen zijn. Er is voor gekozen om elke vraag afzonderlijk zo volledig mogelijk te beantwoorden, met zo min mogelijk doorverwijzingen naar andere FAQ’s. Door deze keuze konden herhalingen niet vermeden worden. De FAQ’s geven geenszins een volledig of definitief antwoord op al uw vragen of problemen die in het kader van het nieuwe initiatief kunnen rijzen. Evenmin kunnen ze gelezen worden als een juridisch advies.

  • 1. Is het moratorium van toepassing op gestructureerde producten waarvan de commercialiseringsperiode gestart is voor 1 augustus 2011?

    Het moratorium is van toepassing op de commercialisering van gestructureerde producten vanaf 1 augustus 2011. Het is niet van toepassing op een commercialisering die op 1 augustus 2011 nog loopt, voor zover de periode van commercialisering marktconform is en niet langer duurt dan 3 september 2011.

  • 2. Volgens welke procedure toetst de FSMA de naleving door de distributeur van de toetreding tot het moratorium?

    De toetsing gebeurt in het kader van de klassieke procedure voor de goedkeuring van marketingmateriaal of de eventuele goedkeuring van de inschrijving van een product (gebruikelijke contactpersonen).

    Voorafgaand kan informeel de conformiteit met het moratorium besproken worden (pro@fsma.be).

    Indien geen goedkeuring van marketingmateriaal of van de inschrijving van een product plaatsvindt, gebeurt de toetsing op ad-hocbasis (pro@fsma.be).

    Een antwoord wordt verschaft binnen een termijn van vijf werkdagen te rekenen vanaf de dag waarop de aan de FSMA overgemaakte informatie volledig is.

  • 3. Welke is de situatie van een uitgevende instelling waarvan de producten worden gecommercialiseerd door een derde distributeur?

    Het moratorium is van toepassing in België (territorialiteitsbeginsel). Het is gericht tot distributeurs en niet tot uitgevende instellingen, behalve wanneer zij zelf instaan voor de commercialisering van gestructureerde producten in België. Het geldt niet voor de commercialisering buiten België.

    Het is dus de taak van de distributeur die een product in België commercialiseert, om na te gaan bij welke cliënten hij dat product kan commercialiseren, naargelang hij al dan niet tot het moratorium is toegetreden en hij beslist heeft om al dan niet gebruik te maken van de opt-outregeling. Voor de tussenpersonen zullen specifieke bepalingen worden vastgesteld in overleg met de beroepsorganisaties.

  • 4. Is het moratorium van toepassing op de secundaire verhandeling van gestructureerde producten?

    Het moratorium is van toepassing op de commercialisering van gestructureerde producten bij retailbeleggers, ongeacht of die producten het voorwerp uitmaken van een primair dan wel een secundair aanbod.

    Het is niet van toepassing op gestructureerde producten die, op eigen initiatief van de koper en zonder enige commerciële en/of publicitaire actie van de aanbieder, via een gereglementeerde markt of een multilaterale handelsfaciliteit worden verworven.

  • 5. Moet het product de naam van de emittent vermelden?

    De naam van een gestructureerd beleggingsinstrument ('note') dient de naam van de uitgevende instelling te vermelden. In overeenstemming met de huidige reglementering zullen de door een gestructureerde ICB uitgegeven rechten van deelneming de statutaire naam van het compartiment van de ICB vermelden, gevolgd door de naam van de ICB. Een gestructureerd tak 23-product waarvan het rendement afhankelijk is van een 'note' of van een door een gestructureerde ICB uitgegeven recht van deelneming zal in de benaming de naam van de uitgevende instelling van de 'note' of de naam van het compartiment van de gestructureerde ICB vermelden.

    Het feit dat de naam van de uitgevende instelling of van de ICB in de documentatie (prospectus, productfiche) wordt vermeld, impliceert in se niet dat aan wat voorafgaat, is voldaan.

    Als er gebruik gemaakt wordt van een financieringsvehikel dient de naam van het product de volgende drie elementen te bevatten:

    • de naam van de uitgevende instelling
    • het land waar de statutaire zetel van de uitgevende instelling is gevestigd
    • desgevallend de naam van de entiteit waarop de belegger, wat de spaarcomponent betreft, een kredietrisico loopt voor meer dan 50%.

    De naam van het product mag in geen enkel geval verwijzen naar een entiteit waarop het kredietrisico voor minder dan 50% rust.

    Het marketingmateriaal moet aangeven op welke entiteiten, inclusief een mogelijke garant, de belegger een kredietrisico loopt voor meer dan 20% voor wat de spaarcomponent betreft.

    De bovengenoemde 50%- en 20%-regel wordt toegepast op het uitgiftemoment volgens de ESMA-methodologie voor ICB's[1]. Als de structuur van het product evenwel bepaalt dat deze verhoudingen kunnen veranderen tijdens de looptijd van het product, moet het marketingmateriaal dit vermelden en eveneens aangeven op welke wijze de belegger hier in voorkomend geval van op de hoogte zal worden gebracht.

    Als gebruik gemaakt wordt van een financieringsvehikel met meerdere compartimenten, moeten de activa van elk afzonderlijk compartiment exclusief tot waarborg strekken van de rechten van zowel de deelnemers van elk afzonderlijk compartiment, als de schuldeisers van wie de vorderingen zijn ontstaan naar aanleiding van de oprichting, de werking of de vereffening van elk afzonderlijk compartiment.

    Met betrekking tot de activa die voor de terugbetaling van het kapitaal worden aangewend, moet contractueel zijn bepaald dat zij niet gestructureerd, niet achtergesteld, niet converteerbaar en niet omruilbaar zijn, en dat zij uitsluitend uit de volgende beleggingen mogen zijn samengesteld:

    a) deposito’s van een onderneming met een ‘investment grade’-notering die aan prudentieel toezicht is onderworpen en in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte is gevestigd, en/of

    b) schuldvorderingen uitgegeven door een onderneming met een ‘investment grade’-notering die aan prudentieel toezicht is onderworpen en in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte is gevestigd, en/of

    c) schuldvorderingen die worden uitgegeven of gewaarborgd door een lidstaat van de Europese Economische Ruimte met een ‘investment grade’-notering.


    [1] CESR's Guidelines on Risk Measurement and the Calculation of Global Exposure and Counterparty Risk for UCITS, CESR 10-788 28/07/2010.

  • 6. Wat is de reikwijdte van het begrip commercialisering?

    Onder commercialisering wordt verstaan: het voorstellen van het product op verschillende wijzen (publiciteit, leurhandel, plaatsing, advies, ...) om de cliënt aan te zetten tot aanvaarding. Commercialisering wordt dus niet beperkt tot het adviseren van een product om de cliënt aan te zetten tot aanvaarding.

    Het moratorium is niet beperkt tot de commercialisering van gestructureerde producten zonder kapitaalbescherming.

  • 7. Is het moratorium van toepassing op discretionair vermogensbeheer of private plaatsingen?

    Het moratorium is niet van toepassing op discretionair vermogensbeheer. Er is geen afwijking voorzien voor private plaatsingen bij retailbeleggers. Het moratorium voorziet in een opt out voor cliënten met een roerend vermogen van minstens 500.000 EUR bij eenzelfde instelling onder bepaalde voorwaarden. De opt out is een beslissing van de toetredende distributeur en geldt voor de volledige categorie van cliënten die in aanmerking komen. De opt out is dus geen beslissing van de cliënt die geval per geval kan worden genomen.

  • 8. Is het moratorium van toepassing op producten die louter op initiatief van de cliënt worden aangekocht?

    Het moratorium is van toepassing op de commercialisering van gestructureerde producten aan retailbeleggers. Het maakt geen verschil of het initiatief uitgaat van de cliënt of van de distributeur.

  • 9. Wat is de definitie van retailbelegger en hoe dient de limiet van 500.000 EUR te worden geïnterpreteerd bij het toepassen van de opt out?

    Retailbeleggers zijn beleggers die niet worden gekwalificeerd als professionele cliënten in de zin van artikel 2, eerste lid, 28° van de wet van 2 augustus 2002. Rechtspersonen vallen daar ook onder, tenzij ze reglementair als professionele belegger worden gekwalificeerd.

    De limiet van 500.000 EUR wordt voor de toepassing van de opt out per individuele retailbelegger beoordeeld en niet per relatie (bijv. maatschap, onverdeeldheid of huwelijksgemeenschap). Zij wordt berekend per instelling en niet op het volledige vermogen van de cliënt. De opt out geldt slechts voor het deel dat de limiet van 500.000 EUR overschrijdt.

  • 10. Wanneer geniet een effectenindex van voldoende notoriëteit, track record en transparantie en wanneer geldt een effectenindex als benchmark?

    'Een effectenindex geniet voldoende notoriëteit, track record en transparantie, en geldt als benchmark als hij voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • hij bestaat gedurende minstens een jaar;
    • zijn koers kan via een toegankelijke bron (website of Belgische pers) worden geconsulteerd, en zijn berekeningswijze en samenstelling worden op passende wijze bekendgemaakt;
    • hij wordt gebruikt door meerdere andere professionele, niet-verwante marktpartijen. Aan deze voorwaarde is voldaan zodra er derivatencontracten (meer bepaald warrants en/of futures/opties) of ETF’s zijn met de index als onderliggende waarde. Om in aanmerking te worden genomen, moeten deze derivaten en/of ETF’s zijn uitgegeven door marktpartijen die niet verwant zijn met de emittent/distributeur van het gestructureerd product;
    • hij moet één duidelijke beleggingsdoelstelling hebben om voldoende representatief te zijn voor de markt waarop hij betrekking heeft (of om een benchmark te zijn voor een markt). De notie 'één duidelijke beleggingsdoelstelling' van de index kan worden gedefinieerd door verwijzing naar drie verschillende types van criteria die cumuleerbaar zijn:
    1. het geografische criterium: de index kan betrekking hebben op een specifieke geografische markt (bijvoorbeeld Europa of Zuid-Amerika) en/of
    2. het 'sector'-criterium: de index kan betrekking hebben op een specifieke economische sector (bijvoorbeeld de farmaceutische en biotechnologische sector of de banksector) en/of
    3. het 'thematisch' criterium: de index kan betrekking hebben op één enkele specifieke kwalitatieve thematiek (bijvoorbeeld de thematiek ESG die handelt over milieu, sociaal beleid en goed ondernemingsbestuur, de thematiek 'high dividend' of de thematiek 'low volatility');
    • hij moet voldoende gediversifieerd zijn ( hij moet m.a.w. voldoen aan de diversificatiecriteria voor UCITs);
    • zijn herijkingsfrequentie mag niet te hoog zijn (maximum driemaandelijks)'.
  • 11. Wanneer is de selectie van aandelen of de huisindex voldoende gediversifieerd?

    Er is sprake van een selectie van aandelen zodra verschillende aandelen als onderliggende waarde worden gekozen en deze keuze vast staat voor de looptijd van het product (behalve 'corporate events').

    Met verwijzing naar de voorschriften als vermeld in de artikelen 34 en volgende van het koninklijk besluit van 4 maart 2005, is een selectie van aandelen of een huisindex voldoende gediversifieerd indien minstens 16 aandelen zijn opgenomen en de spreidingsregels van voormeld Koninklijk Besluit zijn gerespecteerd.

    De spreidingsregels gelden per selectie van aandelen of per huisindex. Indien er verschillende onderliggende huisindexen zijn, moet elke individuele huisindex aan de spreidingsregels voldoen.

    De spreidingsregels zijn niet van toepassing indien de onderliggende waarde van het gestructureerd product uit ICB’s bestaat. In dat geval zullen de spreidingsregels van toepassing zijn op het niveau van de ICB.

  • 12. Welke informatie moet tijdens de looptijd van het product worden verstrekt over de samenstelling van de selectie van aandelen of huisindex?

    Betreft het een huisindex, dan wordt tijdens de looptijd van het product minstens driemaandelijks informatie verstrekt over de samenstelling ervan.

    Betreft het een selectie van aandelen (die van nature vaststaat), dan wordt gedurende de looptijd van het product onmiddellijk informatie verstrekt over een eventuele wijziging van de samenstelling van de selectie. Dit zal het geval zijn bij wijziging van een aandeel uit de selectie ten gevolge van een 'corporate action'.

  • 13. Hoe wordt de evenredigheid tussen deelname in winst en verlies beoordeeld?

    Voor de beoordeling van dit criterium wordt het maximale rendement dat de belegger kan behalen, vergeleken met het mogelijke risico dat hij draagt ingevolge de in het product opgenomen formule. De bedragen kunnen geactualiseerd worden.

    Voor de berekening van het maximale rendement wordt rekening gehouden met vaste opbrengsten en met variabele opbrengsten, voor zover de variabele opbrengsten vastgesteld worden in functie van dezelfde onderliggende waarde die het mogelijke verlies bepaalt. Zo zal, in geval van een gestructureerd product waarvan de terugbetaling van het kapitaal op eindvervaldag afhangt van de evolutie van een aandelenindex en dat zowel een jaarlijkse variabele opbrengst aanbiedt in functie van een rentevoet als een eenmalige variabele opbrengst op eindvervaldag in functie van dezelfde aandelenindex, enkel rekening gehouden worden de eenmalige variabele opbrengst op eindvervaldag en niet met de jaarlijkse variabele rentevoet.

    Dit criterium vereist een globale beoordeling voor de volledige looptijd van het gestructureerd product. Het volstaat niet dat aan de toets enkel op eindvervaldag is voldaan. Aan de toets is derhalve niet voldaan indien op tussentijdse vervaldagen de deelname van de belegger in de eventuele stijging (of omgekeerd het risico waaraan de tegenpartij van de belegger zich blootstelt) lager is dan het risico dat de belegger loopt (of omgekeerd de winst die de tegenpartij van de belegger kan maken) bij daling van de onderliggende waarde, ook al wordt het effectieve verlies voor de belegger pas vastgesteld op eindvervaldag (zgn. autocallables zonder kapitaalbescherming).

    Een termijnrekening met vaste rente in een bepaalde munt die wordt terugbetaald in een andere munt indien deze laatste is gedaald ten opzichte van eerstgenoemde munt is onverenigbaar met dit criterium; de finaliteit van de belegger bij het onderschrijven van dit product is hierbij niet relevant.

  • 14. Wanneer heeft een minimale wijziging in de evolutie van de onderliggende waarde een disproportionele impact?

    Dit is het geval indien een marginale of incrementele wijziging in de evolutie van de onderliggende waarde een negatieve of positieve impact ten belope van meer dan 10% van de nominale waarde van het gestructureerd product kan hebben op hetzij de terugbetaling van het kapitaal, hetzij de betaling(en) van de tussentijdse of uiteindelijke opbrengst.

    De bedragen kunnen geactualiseerd worden.

    Om te berekenen of de impact al dan niet meer dan 10% van de nominale waarde van het gestructureerde product bedraagt, worden, enerzijds, het scenario waarbij de marginale of incrementele wijziging niet plaatsvindt en, anderzijds, het scenario waarbij de marginale of incrementele wijziging wel plaatsvindt, met elkaar vergeleken.

    Zo voldoet een gestructureerd product met kapitaalbescherming en een duurtijd van 5 jaar dat een jaarlijkse coupon van 5% biedt, tenzij in geval van daling van de onderliggende waarde ten opzichte van de startwaarde, in welk geval een coupon van 1% wordt betaald, niet aan dit criterium. Er is immers voor de volledige looptijd een (niet geactualiseerd) verschil van 20% tussen het scenario waarbij de marginale daling ten opzichte van de startwaarde niet plaatsvindt en het scenario waarbij voormelde marginale daling wel plaatsvindt.

  • 15. Wat wordt bedoeld met 'te ingewikkelde strategie indien de kapitaalbescherming voorwaardelijk is' ?

    Een onderscheid wordt gemaakt tussen producten met kapitaalbescherming en producten zonder kapitaalbescherming. Mechanismen bedoeld om het risico op het kapitaal te verminderen of te matigen kunnen niet aanzien worden als een vorm van kapitaalbescherming.

    Een product kan slechts gecommercialiseerd worden als 'met (gedeeltelijke) kapitaalbescherming' voor zover de bescherming slaat op de totaliteit of minstens 90% van het kapitaal en voor zover de bescherming onvoorwaardelijk is, onverminderd strengere bepalingen die van toepassing kunnen zijn (ICB's).

  • 16. Welke mechanismen worden geacht in het voordeel van de cliënt te zijn en worden dus niet meegerekend bij de beoordeling van het aantal in de berekeningsformule vervatte mechanismen?

    Mechanismen die worden geacht in het voordeel van de cliënt te zijn, zijn mechanismen die voorzien in een minimale opbrengst of die de volatiliteit van de onderliggende waarde beperken. Voor de doeleinden van het moratorium worden enkel de hieronder opgesomde mechanismen beschouwd als mechanismen die aan deze voorwaarden voldoen:

    • een mechanisme dat voorziet in een minimaal vast bedrag dat wordt uitbetaald, hetzij op tussentijdse vervaldagen, hetzij op eindvervaldag (minimale jaarlijkse vaste coupon, terugbetaling van het nominale bedrag op eindvervaldag);
    • een mechanisme waarbij een prestatie van de onderliggende waarde wordt vastgeklikt en deze de minimale basis vormt voor een uitbetaling, hetzij op tussentijdse vervaldagen, hetzij op eindvervaldag;
    • een observatiewaarde bepaald op basis van een rekenkundig gemiddelde van prestaties gedurende een bepaalde periode of op basis van de minimale waarde gedurende een bepaalde periode (startwaarde) of van de maximale waarde gedurende een bepaalde periode (eindwaarde). Wanneer de eindwaarde op basis van een gemiddelde wordt bepaald, mag dat niet worden berekend over een periode van langer dan één derde van de looptijd van het product (berekend tussen de uitgifte- en de vervaldatum);
    • een mechanisme waardoor de cliënt de prestatie van het onderliggende in absolute waarde krijgt.

    Vallen onder andere niet onder deze categorie: een multiplicator, een 'memory coupon', een 'best of features', een ' magnet effect' of een airbag.

  • 17. Wanneer is er voldoende transparantie aangaande de kosten?

    Toetreding tot het moratorium impliceert dat de distributeur in het marketingmateriaal communiceert over alle kosten die inbegrepen zijn in de inschrijvingsprijs of die aangerekend worden bovenop de inschrijvingsprijs. Door de kosten in het prospectus te vermelden, is niet aan deze voorwaarde voldaan.

    Met 'kosten die inbegrepen zijn in de inschrijvingsprijs' wordt bedoeld het (maximale) verschil tussen enerzijds de inschrijvingsprijs en anderzijds het deel van inschrijvingsprijs dat wordt aangewend voor de (verwerving van de) spaar- en derivatencomponent van het product.

    Voorlopig kan, als alternatief en ongeacht de juridische vorm van het gestructureerd product, voldaan worden aan de in het moratorium voorziene kostentransparantie door de naleving van de desbetreffende bepalingen van de KII Verordening.

  • 18. Wat wordt bedoeld met een belangrijke wijziging van het risicoprofiel of van de waarde van het product?

    Wordt onder meer als een belangrijke wijziging van het risicoprofiel of van de waarde van het product aanzien: een wijziging van de rating van de uitgevende instelling of een wijziging van de risicograad van het product volgens de bij commercialisering gehanteerde risicoclassificatiemethode.

  • 19. Wie zijn de 'houders van het product' die moeten ingelicht worden?

    Betreft het gedematerialiseerde gestructureerde producten, dan licht de distributeur de personen in die het gestructureerd product op een rekening bij de distributeur bewaren.

    Betreft het een nominatief gestructureerd product, dan licht de distributeur alle houders in.

    De distributeur heeft de keuze over de wijze waarop de houders worden ingelicht, voor zover de gekozen methode toelaat om de houders persoonlijk te bereiken (bijv. mededeling op bankafschrift of elektronisch bericht aan de houders die bij de distributeur elektronisch bankieren). Indien de implementatie hiervan aanpassingen aan het systeem zou vereisen, kan, in afwachting van die aanpassingen, een duidelijk bericht op de website van de distributeur volstaan.

  • 20. Waarop slaat het engagement van de distributeur om bij toetreding vrijwillig het marketingmateriaal aan de FSMA over te maken en hoe kan dit praktisch gebeuren?

    Aan de distributeurs die tot het moratorium toetreden en die op grond van de reglementering niet verplicht zijn om het marketingmateriaal over gestructureerde producten aan de FSMA ter goedkeuring voor te leggen, wordt gevraagd deze documentatie voorafgaandelijk aan de commercialisering over te maken aan de FSMA ter controle van de naleving van het moratorium. De controle op deze producten gaat niet verder dan dit aspect. Dit engagement geldt voor:

    • het marketingmateriaal dat de distributeur gebruikt voor de commercialisering van gestructureerde beleggingsinstrumenten en gestructureerde ICB's (private plaatsingen bij retailbeleggers);
    • het marketingmateriaal dat de distributeur gebruikt voor de commercialisering van gestructureerde verzekeringscontracten;
    • het marketingmateriaal dat de distributeur gebruikt voor de commercialisering van gestructureerde deposito's.

    Dit engagement geldt tevens voor de commercialisering onder de opt out, in welk geval de FSMA enkel zal nagaan of de formule zoals vermeld in punt II.2 van het moratorium is opgenomen in het marketingmateriaal en het inschrijvingsformulier.

    De documentatie kan overgemaakt worden aan pro@fsma.be.

    De toetsing gebeurt binnen een termijn van vijf werkdagen te rekenen vanaf de dag waarop de aan de FSMA overgemaakte informatie volledig is.

    In geval van commercialisering van een product onder opt out, gebeurt de toetsing binnen een termijn van twee werkdagen volgend op de dag van de ontvangst van de documentatie.

    Met het oog op de naleving van hun verbintenis zullen de distributeurs, mits zij onderstaande voorwaarden naleven, de FSMA maandelijks hun algehele documentatie kunnen bezorgen over de producten die onder de opt out worden gecommercialiseerd:

    • De distributeurs die voor deze procedure wensen te opteren, worden verzocht de FSMA hiervan per mail in kennis te stellen (pro@fsma.be) en haar de templates over te maken met de formule zoals vermeld in punt II.2 van het moratorium die zij hanteren.
    • De distributeurs worden verzocht om vóór de 15e van elke maand een mail sturen aan pro@fsma.be met alle documentatie over de producten die zij sinds de 15e van de vorige maand onder de opt out hebben gecommercialiseerd. Mochten zij geen enkel product gecommercialiseerd hebben onder de opt out, geven zij dit aan in deze mail.

    Als een distributeur voor een product andere documentatie gebruikt dan vervat in de templates die hij heeft overgemaakt of als niet aan één van voornoemde voorwaarden is voldaan, zal de distributeur worden verzocht de FSMA die documentatie vooraf over te maken.

  • 21. Geldt het engagement van de distributeur om de waarde van de spaar- en derivatencomponent voorafgaand aan de commercialisering aan de FSMA over te maken ook voor producten die gecommercialiseerd worden aan cliënten onder de opt out?

    Dit engagement geldt niet voor producten die gecommercialiseerd worden aan cliënten onder de opt out.

  • 22. Moeten alle entiteiten met een distributiekanaal die deel uitmaken van dezelfde groep verplicht toetreden tot het moratorium?

    Een groep die bestaat uit verschillende entiteiten die in België over een distributiekanaal beschikken (bank, verzekeringen, ICB), kan in beginsel enkel tot het moratorium toetreden indien alle entiteiten van de groep toetreden.

    Indien de groep uit verschillende entiteiten bestaat die actief zijn onder totaal verschillende benamingen, kunnen de betrokken entiteiten toch individueel toetreden, op voorwaarde dat zij geen gestructureerde producten commercialiseren die zijn uitgegeven door andere entiteiten van de groep die niet voldoen aan de criteria van het moratorium en op voorwaarde dat de individuele toetreding geen verwarring schept over de positie van de groep.

    Een Belgisch distributeur die wordt gecontroleerd door een buitenlands rechtspersoon die ook in België actief is, kan tot het moratorium toetreden, zelfs indien de buitenlandse rechtspersoon die hem controleert, niet tot het moratorium toetreedt.

  • 23. Wanneer is een rentevoet toegankelijk?

    Voor de toepassing van het moratorium wordt een rentevoet geacht toegankelijk te zijn als de retailbelegger de evolutie van die rentevoet via de gebruikelijke kanalen, zoals een vrij toegankelijke website en de (Belgische) geschreven pers, kan opvolgen.

    De CMS-rente (Constant Maturity Swap) wordt dagelijks bekendgemaakt via gespecialiseerde databanken die niet toegankelijk zijn voor de retailbelegger. Voor de toepassing van het moratorium wordt de CMS-rente geacht toegankelijk te zijn als de distributeur de evolutie van die rentevoet periodiek (minstens wekelijks) op zijn website bekendmaakt. Wanneer de gepubliceerde rentevoet niet de rentevoet is die voor de berekening van de aan de belegger betaalbaar gestelde coupon wordt gebruikt, zal de distributeur ook laatstgenoemde rentevoet op zijn website publiceren (de gepubliceerde rentevoet is doorgaans de slotkoers, terwijl tal van producten de rentevoet op een bepaalde datum en een bepaald uur gebruiken om de coupon te berekenen).

  • 24. Moeten tussenpersonen in bank- en beleggingsdiensten die exclusief verbonden zijn aan een centrale instelling en geen verzekeringsmakelaar zijn, een beslissing nemen in verband met de toetreding tot het moratorium?

    Tussenpersonen die handelen in bank- en beleggingsdiensten en/of verzekeringen exclusief in naam en voor rekening van één enkele principaal die toegetreden is tot het moratorium, dienen niet zelf toe te treden tot het moratorium. De beslissing van hun principaal om toe te treden geldt zowel voor de principaal als voor zijn exclusieve agenten en dit vanaf 1 augustus 2011.

    • Welke tussenpersonen kunnen toetreden tot het moratorium?
      • de makelaars in bank- en beleggingsdiensten
      • de overige tussenpersonen ('niet exclusief') die levensverzekeringsproducten van het type 'tak 23' mogen commercialiseren.
    • Vanaf wanneer kunnen tussenpersonen toetreden tot het moratorium?
      Na overleg met de beroepsverenigingen van de tussenpersonen werd beslist dat de tussenpersonen het moratorium vanaf 15 september 2011 kunnen onderschrijven. In het vooruitzicht daarvan werd een elektronisch formulier opgesteld dat de tussenpersonen in staat stelt het moratorium te onderschrijven (zie hieronder).
    • Waartoe engageren de tussenpersonen zich in geval ze toetreden tot het moratorium?
      Tussenpersonen die het moratorium onderschrijven, verbinden zich ertoe om tijdens de duur ervan alleen gestructureerde producten te verdelen die worden uitgegeven of gecommercialiseerd door instellingen die zijn toegetreden tot het moratorium.
    • Hoe kan een tussenpersoon toetreden?
      Om toe te treden kan u gebruik maken van een elektronisch toetredingsformulier dat beschikbaar is via de website van de FSMA. De toetreding gebeurt in 4 stappen:
      1. In het elektronisch formulier wordt u gevraagd om uw contactgegevens in te geven (zoals uw naam, FSMA-inschrijvingsnummer en e-mailadres). U vinkt per activiteit (bank- en beleggingsdiensten- B, verzekeringen - A ('tak 23') en/of herverzekeringen - R ('tak 23')) dat u toetreedt tot het moratorium.
      2. U verzendt het elektronisch formulier via de knop 'Submit'.
      3. Na de verzending zal u van de FSMA een e-mail ontvangen waarin u wordt gevraagd om uw toetreding nogmaals te bevestigen. Dit doet u door op de link te klikken.
      4. Uw toetreding is bevestigd.
  • 25. Hoe vaak zullen de antwoorden op vragen van de sector met algemene draagwijdte worden bekendgemaakt?

    De FSMA zal deze Q&A regelmatig vervolledigen op basis van de vragen van de sector met algemene draagwijdte, om zo te zorgen voor een gelijke behandeling tussen de verschillende betrokken partijen. De actualiseringen zullen op de website van de FSMA worden bekendgemaakt.

  • 26. Wat impliceert 'formule' in de definitie van gestructureerd product zoals opgenomen in het moratorium?

    Het moratorium definieert een gestructureerd product als zijnde een beleggingsproduct (beleggingsinstrument, recht van deelneming uitgegeven door een ICB, verzekeringscontract of deposito) dat een derivatencomponent omvat en waarvan de terugbetaling of de opbrengsten volgens een formule afhangen van de evolutie van een of meerdere onderliggende waarden.

    Een formule betekent dat er een of meerdere uitbetalingen gebeuren op basis van een of meerdere berekeningen op vooraf bepaalde data. Deze verduidelijking staat toe gestructureerde producten in de zin van het moratorium te onderscheiden van andere producten die weliswaar mogelijk een derivaat omvatten, maar die voor de particuliere belegger leiden tot een rendement dat volledig analoog is aan een directe investering in het onderliggende actief. De terugbetaling van een dergelijk product kan op initiatief van de belegger worden gevraagd, in principe tegen de op dat ogenblik geldende waarde van het onderliggende actief, en wegens het ontbreken van enigerlei formule voor de terugbetaling, op ieder willekeurig moment.

  • 27. Hoe wordt de berekeningsformule beoordeeld indien de onderliggende waarde van de derivatencomponent van het gestructureerd product hetzij beheerd wordt volgens een CPPI methodologie of aanverwante techniek, hetzij een huisindex is?

    Er wordt rekening gehouden met het aantal mechanismen die inbegrepen zijn in hetzij het algoritme dat de CPPI (Constant Proportion Portfolio Insurance) of aanverwante methodologie vastlegt, hetzij de berekeningen onderliggend aan de huisindex. Het aantal mechanismen mag niet groter zijn dan drie.

    Worden onder andere als mechanisme beschouwd voor deze beoordeling: gemiddelde van meerdere componenten, som van meerdere componenten (bijv. risicovolle en niet risicovolle component), excess return, berekening van de distance of van de volatiliteit, multiplier of divisor, hefboom, cap, ...).

    Deelnemingsrechten in instellingen voor collectieve belegging die volgens een CPPI of aanverwante techniek rechtstreeks beleggen in de onderliggende waarden kwalificeren niet als gestructureerde producten en vallen derhalve niet onder het moratorium.

  • 28. Dient de methodologie van de huisindex voor de selectie en weging van de componenten die deel uitmaken van de huisindex gebaseerd te zijn op een set van voorafbepaalde objectieve criteria?

    In lijn met punt 4.1. van het moratorium wordt de huisindex die als onderliggende waarde van de derivatencomponent wordt gebruikt, slechts als toegankelijk beschouwd in de mate de componenten die deel uitmaken van de huisindex observeerbaar zijn op het ogenblik van commercialisering.

    Dit vereist dat de initiële selectie en weging van de componenten, evenals latere wijzigingen hieraan, geschieden op basis van objectieve criteria die vastgesteld zijn op het ogenblik van commercialisering. De bevoegdheid van de beheerder van de index om discretionair de componenten vast te stellen is hiermee niet verenigbaar.

  • 29. Vallen aandelenopties, warrants of opties op rechten van deelneming in een bevek die worden aangeboden door een werkgever aan zijn personeel als deel van het verloningspakket onder de bepalingen van het moratorium?

    Aandelenopties, warrants of opties op rechten van deelneming in een bevek kwalificeren niet als gestructureerd product zoals gedefinieerd in punt 3 van het moratorium en worden derhalve niet gevat door het moratorium.

  • 30. Ingeval de distributeur ervoor heeft geopteerd om onder de opt out te commercialiseren, waar dient de zin in het marketingmateriaal en op het inschrijvingsformulier opgenomen te worden dat het product als bijzonder ingewikkeld wordt beschouwd in het licht van het moratorium van de FSMA?

    De zin zoals weergegeven in punt 2 van het moratorium dient bovenaan de eerste pagina van het document te worden opgenomen.

    Het is bovendien een goede marktpraktijk om voormelde tekst te laten volgen door volgende zinsnede: 'Huidig document wordt enkel gericht aan cliënteel dat beschikt over een roerend vermogen bij X dat groter is dan 500.000 EUR en dat een belegging in dit gestructureerd product toelaat met het deel van het roerend vermogen bij X dat 500.000 EUR overschrijdt'.

  • 31. Hoe worden de bepalingen van het moratorium toegepast op een tak 23 verzekeringscontract?

    Een tak 23 verzekeringscontract dat is verbonden met een intern verzekeringsfonds waarvan de middelen belegd worden hetzij in een gestructureerd product, hetzij in een combinatie van derivatencomponent en een andere component, valt onder de toepassing van het moratorium.

    Een tak 23 verzekeringscontract dat is verbonden met een intern verzekeringsfonds waarvan de middelen worden belegd in waarden zonder dat hierbij een formule wordt gebruikt en zonder dat, bijgevolg, op vooraf bepaalde data een of meerdere uitbetalingen gebeuren op basis van een of meerdere berekeningen in functie van de onderliggende waarden, valt niet onder de toepassing van het moratorium.

    Voor wat het vierde criterium betreft, omvat de transparantie van de kosten ook de kosten die worden aangerekend door de verzekeraar.

  • 32. Aan welke voorwaarden dient een selectie van indexen te voldoen?

    Een selectie van indexen wordt voor de doeleinden van het moratorium beschouwd als een toegankelijke onderliggende waarde van de derivatencomponent indien (cumulatieve voorwaarden):

    • de indexen die deel uitmaken van de selectie effectenindexen zijn die genieten van voldoende notoriëteit, track record en transparantie en die gelden als benchmark;
    • de bepalingen opgenomen in het moratorium over de selectie van individuele aandelen per analogie worden nageleefd.
  • 33. Wat is de reikwijdte van de teaser?

    Het moratorium beschouwt de commercialisering van een product aan de hand van een teaser als een te ingewikkelde strategie. Wordt volgens het moratorium in het bijzonder als een teaser beschouwd, 'een vaste opbrengst die niet geldt gedurende de volledige looptijd van het product, behalve voor renteproducten. De strategie van renteproducten met een vaste opbrengst gedurende ten minste de helft van de looptijd van het product, wordt niet als te ingewikkeld beschouwd'.

    Voor de beoordeling van de teaser:

    • worden producten waarvan de coupon of de terugbetaling op eindvervaldag van een inflatie-index of een wisselkoers afhangt, als renteproducten behandeld;
    • is het niet relevant of de vaste opbrengst die niet gedurende de volledige looptijd van het product geldt, op tussenliggende tijdstippen dan wel op eindvervaldag wordt uitbetaald;
    • zal de vaste opbrengst, als die - eventueel gekoppeld aan een variabele opbrengst - niet constant is, moeten stijgen en een logisch vervolg moeten kennen (bv. + 1% het tweede jaar, +2 % het derde jaar, ...).
  • 34. Is een achtergesteld en gestructureerd product verenigbaar met het moratorium?

    De achterstelling van het recht op terugbetaling, en meer algemeen van de spaarcomponent, zorgt voor extra complexiteit, die onverenigbaar is met de beginselen van het moratorium dat integendeel een vereenvoudiging van het aanbod van gestructureerde producten nastreeft. Net als voor reverse convertibles en credit linked notes is de risicoblootstelling bij deze producten groter. De combinatie van achterstelling en structurering – die nog onbekend was op het moment van de opstelling van het moratorium – maakt die producten te complex om bij het grote publiek te mogen worden gecommercialiseerd. Bovendien kan de structurering van het rendement tot gevolg hebben dat de aandacht van het publiek wordt afgeleid van de essentie van het product, nl. het achtergestelde karakter van het recht op terugbetaling. Om die redenen mag een achtergesteld en gestructureerd product niet bij retailbeleggers worden gecommercialiseerd door entiteiten die het moratorium hebben ondertekend, tenzij in het kader van de opt out.

  • 35. Is het moratorium van toepassing op obligaties uitgegeven door commerciële of industriële ondernemingen ('corporate bonds')?

    Corporate bonds vormen een apart segment van producten. Het was niet de bedoeling van het moratorium om dit producttype te vatten. In de praktijk wordt niet hetzelfde type complexiteit vastgesteld voor deze producten.

  • 36. Wat verwacht de FSMA op het vlak van productgovernance (en meer bepaald van de afbakening van de doelmarkt voor gestructureerde producten) wanneer de onderliggende waarde complex is (zoals een huisindex)?

    Het is van essentieel belang dat gestructureerde producten bij het juiste doelpubliek terechtkomen. Van ontwikkelaars en distributeurs verwacht de FSMA dan ook dat ze bij het afbakenen van de doelmarkt de complexiteit van de onderliggende waarden voor ogen houden, alsook dat ze bij de passendheids- en geschiktheidsbeoordeling peilen naar de kennis van hun cliënt. Zo zouden ze de doelmarkt voor complexe onderliggende waarden (waaronder huisindexen in de zin van het Moratorium) moeten beperken tot beleggers met een sterke financiële kennis, de zogenaamde ‘advanced investors’ volgens de EMT[1]. Cliënten met een gemiddelde of basiskennis van financiële zaken zouden aldus tot de negatieve doelmarkt behoren. Daarnaast zouden distributeurs er moeten voor zorgen dat de wijze waarop het kennisniveau van een individuele niet-professionele cliënt wordt getoetst, passend is. Deze toetsing moet uiteraard uitgebreider en fijnmaziger zijn als de distributeur gestructureerde producten met ingewikkelde onderliggende waarden aanbiedt. Er zou in het bijzonder moeten worden nagegaan of een niet-professionele cliënt in staat is om de kenmerken en risico’s te beoordelen die verbonden zijn aan de huisindexen en om een inschatting te maken van hun impact op het rendement van het product. Het louter verstrekken van advies bij de commercialisering zorgt er immers niet voor dat een niet-professionele cliënt automatisch de nodige kennis heeft om te kunnen beleggen in het product. Tot slot wijst de FSMA erop dat ze eenzelfde inspanning verwacht op het vlak van de voorlichting van het commercieel netwerk. Distributeurs die ervoor opteren om dergelijke producten te verkopen, moeten hun commercieel netwerk een passende opleiding geven over de kenmerken en risico’s van deze producten, inclusief over de methodologie en de voor- en nadelen van de huisindex en de mogelijke correcties van zijn rendement.

     

    [1] European MiFID Template.