De FSMA publiceert jaarlijks een aantal kerngegevens over het aanvullend pensioen van werknemers en zelfstandigen. De jongste editie van ‘De tweede pensioenpijler in beeld’ bevat de pensioengegevens op datum van 1 januari 2025.
De tweede pensioenpijler omvat de aanvullende pensioenen die mensen opbouwen in het kader van hun loopbaan als werknemer of zelfstandige. Dit aanvullend pensioen komt bovenop het wettelijk pensioen.
De FSMA baseert haar analyse op de gegevens in de databank DB2P, dat is de databank achter de pensioenwebsite Mypension.be.
De cijfers in dit overzicht hebben betrekking op 1 januari 2025. Aan de basis liggen de gegevens, zoals die door de pensioeninstellingen (verzekeringsondernemingen en pensioenfondsen) uiterlijk op 31 augustus 2025 in de databank werden geregistreerd.
Op 1 januari 2025 bouwden in totaal 4.562.000 mensen een aanvullend pensioen op. Dit is een stijging van twee procent ten opzichte van 2024. Dit aantal stemt overeen met circa 78 procent van de beroepsbevolking.
86 procent van de mensen met een aanvullend pensioen bouwt pensioenrechten op als werknemer, zeven procent als zelfstandige en zeven procent als werknemer én zelfstandige.
Ongeveer 86 procent van de actieve werknemers binnen de private sector is actief aangesloten bij een aanvullend pensioen voor werknemers. Binnen de publieke sector is dat 60 procent. 57 procent van de actieve zelfstandigen in hoofdberoep of bijberoep is actief aangesloten bij een aanvullend pensioen voor zelfstandigen.
De opgebouwde pensioenrechten vertegenwoordigen een totaalbedrag van ongeveer 113 miljard euro. Dat is vier procent meer dan in 2024.
De opgebouwde pensioenrechten bij de werknemers bedragen 79,5 miljard euro en bij de zelfstandigen 33,5 miljard euro.
Het initiatief voor de invoering van een pensioenplan voor werknemers gaat uit van een werkgever of van een bedrijfssector. 2,65 miljoen werknemers bouwen een aanvullend pensioen op in het kader van een sectorplan en 2,39 miljoen in het kader van een ondernemingsplan. Het financiële zwaartepunt ligt nog steeds duidelijk binnen de ondernemingsplannen. In totaal bedragen de pensioenreserves opgebouwd in ondernemingsplannen 68 miljard euro tegenover 6,7 miljard euro in sectorplannen.
Zelfstandigen kunnen op individuele basis een aanvullend pensioen opbouwen in het vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen (VAPZ). Zelfstandige bedrijfsleiders kunnen daarnaast een aanvullend pensioen opbouwen via hun vennootschap. Zelfstandigen die hun professionele activiteit niet in een vennootschap uitoefenen hebben de mogelijkheid om een pensioen bijeen te sparen in het vrij aanvullend pensioen voor de zelfstandigen actief als natuurlijk persoon (VAPZNP).
Zelfstandigen bouwden 11,8 miljard euro aan pensioenreserves op in het kader van een VAPZ-contract, tegenover 21,4 miljard euro aan pensioenreserves voor de zelfstandige bedrijfsleiders en 233 miljoen euro binnen het VAPZNP.
Nagenoeg alle aanvullende pensioenen (99 procent) werden in 2024 uitbetaald in de vorm van een eenmalig kapitaal.
Het gemiddeld uitbetaald kapitaal bij pensionering bedraagt 71.631 euro. Achter dit globale gemiddelde gaan grote verschillen schuil.
- Voor mannen bedraagt het gemiddelde 92.101 euro, bij vrouwen 40.313 euro.
- Het aanvullend pensioen van de aangeslotenen met de tien procent laagste aanvullende pensioenen komt gemiddeld neer op 143 euro, terwijl de aangeslotenen met de tien procent hoogste aanvullende pensioenen gemiddeld een bedrag van 488.756 euro uitbetaald krijgen.
- Ook tussen de professionele statuten zijn er grote verschillen qua gemiddeld uitbetaald pensioenkapitaal. Zo beschikt een zelfstandige bedrijfsleider gemiddeld over een kapitaal van 187.734 euro, terwijl een aangeslotene bij een sectorplan voor werknemers gemiddeld beschikt over een kapitaal van 4.509 euro.
Het beheer van een aanvullend pensioen moet worden toevertrouwd aan een pensioeninstelling. Dit kan een verzekeringsonderneming zijn of een pensioenfonds. Verzekeringsondernemingen beheren vier vijfde van de pensioenreserves. 87 procent van de pensioenreserves onder beheer van verzekeringsondernemingen wordt belegd via een verzekeringsproduct met gewaarborgd rendement (tak21), twee procent via een verzekeringsproduct gekoppeld aan beleggingsfondsen (tak23) en elf procent via een verzekeringsproduct dat een combinatie vormt van tak 21 en tak 23.
Het jaarlijks sectoroverzicht 2025 is beschikbaar op de FSMA-website.