search_api_autocomplete
Home

Draagwijdte van de verplichte vereffening van het aanvullend pensioen bij pensionering - Werknemers

FSMA_Standpunt_2018_01

Artikel 27, § 1 van de WAP bepaalt dat de aanvullende pensioenprestatie, de verworven reserves, de reserves die voortvloeien uit de overdracht van de reserves zoals bedoeld in artikel 32, § 1, 1°, 2°, 3° b) van de WAP, of de reserves die voortvloeien uit de toepassing van artikel 33 van de WAP vereffend moeten worden bij de wettelijke pensionering van de aangeslotene.

De FSMA is van mening dat een pensioeninstelling geen bijkomende kosten mag aanrekenen wanneer voormelde bedragen vereffend moeten worden naar aanleiding van de pensionering; ook mocht dit gebeuren vóór de contractueel voorziene pensioenleeftijd. Conform artikel 27, § 1 van de WAP moeten voormelde bedragen volgens haar volledig worden vereffend bij pensionering.

Bovendien is de FSMA van mening dat een vereffening ten gevolge van de (vervroegde) pensionering van een aangeslotene op grond van artikel 27, § 1 van de WAP vóór de contractueel voorziene pensioenleeftijd geen afkoop uitmaakt. Dergelijke vereffening is immers geen opzegging van de overeenkomst door de verzekeringnemer (zie bijlage 2, punt 24 van het KB Leven), maar het rechtstreekse gevolg van voormelde wettelijke bepaling. Bijgevolg mag een verzekeringsonderneming artikel 17, § 1, tweede lid van het KB Leven, dat stelt dat de afkoopwaarde slechts vereffend mag worden ten belope van het kapitaal-overlijden, niet toepassen wanneer het contract wordt vereffend naar aanleiding van een pensionering.