De wettelijke minimumrendementswaarborg als bedoeld in artikel 24 van de WAP moet op globale wijze worden beoordeeld op het ogenblik van de uittreding, de pensionering of de opheffing van de pensioentoezegging. Er moet worden nagegaan of het bedrag van de individuele rekeningen (de reserve die is opgebouwd, zowel met de persoonlijke bijdragen als met de werkgeversbijdragen, inclusief de werkgeversbijdragen die vóór 1 januari 2004 werden gestort) ten minste gelijk is aan de som van de wettelijke garanties op de werkgevers- en persoonlijke bijdragen. Het is dus niet noodzakelijk om de reserve die is opgebouwd met de werkgeversbijdragen en de reserve die is opgebouwd met de persoonlijke bijdragen afzonderlijk te vergelijken met de overeenstemmende garantie.