Home

Wat houden de individuele gedragsregels in?

De individuele gedragsregels berusten op drie grondbeginselen, op grond waarvan de bankdienstverleners in alle omstandigheden

  1. eerlijk en integer, alsook
  2. vakbekwaam en professioneel moeten handelen, en 
  3. waarbij ze rekening moeten houden met de belangen van de cliënten en ze de cliënten billijk moeten behandelen.

Deze individuele gedragsregels worden bij koninklijk besluit verduidelijkt. 

Hierin staan zowel de begrippen eerlijkheid, integriteit, bekwaamheid en professionalisme, als de belangen en de billijke behandeling van de cliënten centraal.

Enerzijds zullen de bankdienstverleners een reeks gemeenschappelijke regels moeten naleven. Een bankdienstverlener zal bijvoorbeeld geen nuttige informatie voor de cliënt mogen verhullen. Ook zal hij de potentiële winst van een bankproduct niet misleidend mogen voorstellen.

Anderzijds zullen de fit & proper-personen (categorie 1) en de verantwoordelijke leidinggevenden (categorie 2) de vereisten moeten naleven die eigen zijn aan hun toezichtsrol. Zo zullen ze bijvoorbeeld bankdienstverleners er niet mogen toe aanzetten zich te gedragen op een manier die zou kunnen indruisen tegen de voor hen geldende vereisten, en zullen ze op passende wijze moeten optreden als ze zo’n gedrag bij bankdienstverleners vaststellen.