search_api_autocomplete

De horizontale methode

On this page

Wat houdt de horizontale methode precies in?

De horizontale methode houdt in dat de nieuwe rentevoet enkel wordt toegepast op de Het aanvullend pensioen kan gefinancierd worden door:

werkgeversbijdragen (of patronale bijdragen): dit zijn bijdragen die de werkgever stort aan de pensioeninstelling;

en/of

werknemersbijdragen (of persoonlijke bijdragen): dit zijn bijdragen die de werkgever van het loon van de werknemer afhoudt en doorstort aan de pensioeninstelling.

Werknemers: Meer info.
die gestort worden na de aanpassing. Op de Het aanvullend pensioen kan gefinancierd worden door:

werkgeversbijdragen (of patronale bijdragen): dit zijn bijdragen die de werkgever stort aan de pensioeninstelling;

en/of

werknemersbijdragen (of persoonlijke bijdragen): dit zijn bijdragen die de werkgever van het loon van de werknemer afhoudt en doorstort aan de pensioeninstelling.

Werknemers: Meer info.
die in het verleden werden gestort, blijven de rentevoeten die op dat ogenblik van toepassing waren, gelden. Op die manier worden verschillende Het aanvullend pensioen kan gefinancierd worden door:

werkgeversbijdragen (of patronale bijdragen): dit zijn bijdragen die de werkgever stort aan de pensioeninstelling;

en/of

werknemersbijdragen (of persoonlijke bijdragen): dit zijn bijdragen die de werkgever van het loon van de werknemer afhoudt en doorstort aan de pensioeninstelling.

Werknemers: Meer info.
aan een verschillende rentevoet gekapitaliseerd.

Voor welke pensioenplannen geldt de horizontale methode?

Voor pensioenplannen die al bestonden op 1 januari 2016 wordt deze methode gebruikt als het In deze Q&A wordt de term pensioenplan als een algemene term gebruikt voor alle soorten van pensioentoezeggingen.
Als een werkgever het initiatief neemt om een aanvullend pensioen te organiseren voor alle of een deel van de werknemers in zijn onderneming, spreekt men van een ondernemingsplan. Wanneer het initiatief uitgaat van een paritair comité van een bepaalde bedrijfssector, is dit een sectorplan.
Werknemers: Meer info.
wordt beheerd door een verzekeringsonderneming in een verzekeringsproduct met gewaarborgd Het rendement is de opbrengst die men krijgt wanneer men een bedrag belegt. Het neemt de vorm aan van interest.
Voorbeeld:
U belegt 100 euro. Een jaar later heeft u 102 euro. Dit betekent dat de belegging van uw oorspronkelijk bedrag van 100 euro een rendement van 2% heeft opgebracht.
(tak 21), waarbij de verzekeringsonderneming het Het rendement is de opbrengst die men krijgt wanneer men een bedrag belegt. Het neemt de vorm aan van interest.
Voorbeeld:
U belegt 100 euro. Een jaar later heeft u 102 euro. Dit betekent dat de belegging van uw oorspronkelijk bedrag van 100 euro een rendement van 2% heeft opgebracht.
garandeert tot aan de pensioenleeftijd. Dit is het geval bij de grote meerderheid van de tak 21-producten.

Voor pensioenplannen die worden ingevoerd vanaf 1 januari 2016 kan de Het initiatief voor de opbouw van een aanvullend pensioen ligt bij de inrichter. De inrichter is degene die het aanvullend pensioen belooft aan de werknemers.

In de meeste gevallen gaat het initiatief uit van de werkgever. Heel wat werkgevers hebben een pensioenplan ingevoerd voor de werknemers van hun onderneming. In dat geval spreekt men van een ondernemingspensioen of ondernemingsplan.
Het initiatief kan ook uitgaan van een bedrijfssector. In dat geval zal het pensioenplan gelden voor de werknemers van een hele sector. Men spreekt in dat geval van een sectorpensioen of sectorplan.

Wanneer de sociale partners een sectorplan invoeren, moeten zij een instelling aanduiden die de rol van inrichter op zich neemt. Dit moet een instelling zijn die gezamenlijk wordt bestuurd door vertegenwoordigers van de werknemers en van de werkgevers. Meestal is dit een fonds voor bestaanszekerheid.
Werknemers: Meer info.
(werkgever of sectorale Het initiatief voor de opbouw van een aanvullend pensioen ligt bij de inrichter. De inrichter is degene die het aanvullend pensioen belooft aan de werknemers.

In de meeste gevallen gaat het initiatief uit van de werkgever. Heel wat werkgevers hebben een pensioenplan ingevoerd voor de werknemers van hun onderneming. In dat geval spreekt men van een ondernemingspensioen of ondernemingsplan.
Het initiatief kan ook uitgaan van een bedrijfssector. In dat geval zal het pensioenplan gelden voor de werknemers van een hele sector. Men spreekt in dat geval van een sectorpensioen of sectorplan.

Wanneer de sociale partners een sectorplan invoeren, moeten zij een instelling aanduiden die de rol van inrichter op zich neemt. Dit moet een instelling zijn die gezamenlijk wordt bestuurd door vertegenwoordigers van de werknemers en van de werkgevers. Meestal is dit een fonds voor bestaanszekerheid.
Werknemers: Meer info.
) kiezen welke methode hij wenst te gebruiken voor de berekening van de Om het beleggingsrisico voor de aangeslotenen te beperken, heeft de wet een rendementsgarantie ingevoerd: de inrichter (werkgever of sectorale inrichter) is verplicht om ervoor te zorgen dat de aangeslotenen bij pensionering of overdracht na uitdiensttreding, minstens het bedrag van de gestorte werkgeversbijdragen en/of werknemersbijdragen krijgen, gekapitaliseerd tegen een wettelijk vastgesteld minimumrendement.
Werknemers: Meer info.
. De gekozen methode moet in het Het pensioenreglement beschrijft de spelregels van het aanvullend pensioenplan.
Het pensioenreglement kan worden opgevraagd bij de inrichter (werkgever of sectorale inrichter) of bij de pensioeninstelling. Op de jaarlijkse pensioenfiche wordt vermeld bij wie men hiervoor terecht kan. Sinds oktober 2016 kunnen actieve aangeslotenen het pensioenreglement ook raadplegen via de website www.mypension.be.
Werknemers: Meer info.
worden bepaald. Deze keuze is definitief. De methode kan enkel nog wijzigen wanneer de Het initiatief voor de opbouw van een aanvullend pensioen ligt bij de inrichter. De inrichter is degene die het aanvullend pensioen belooft aan de werknemers.

In de meeste gevallen gaat het initiatief uit van de werkgever. Heel wat werkgevers hebben een pensioenplan ingevoerd voor de werknemers van hun onderneming. In dat geval spreekt men van een ondernemingspensioen of ondernemingsplan.
Het initiatief kan ook uitgaan van een bedrijfssector. In dat geval zal het pensioenplan gelden voor de werknemers van een hele sector. Men spreekt in dat geval van een sectorpensioen of sectorplan.

Wanneer de sociale partners een sectorplan invoeren, moeten zij een instelling aanduiden die de rol van inrichter op zich neemt. Dit moet een instelling zijn die gezamenlijk wordt bestuurd door vertegenwoordigers van de werknemers en van de werkgevers. Meestal is dit een fonds voor bestaanszekerheid.
Werknemers: Meer info.
later naar een andere Dit is de instelling die het aanvullend pensioen beheert. Dit kan een verzekeringsonderneming of een pensioenfonds zijn.
Werknemers: Meer info.
zou willen overstappen. Wanneer het Het pensioenreglement beschrijft de spelregels van het aanvullend pensioenplan.
Het pensioenreglement kan worden opgevraagd bij de inrichter (werkgever of sectorale inrichter) of bij de pensioeninstelling. Op de jaarlijkse pensioenfiche wordt vermeld bij wie men hiervoor terecht kan. Sinds oktober 2016 kunnen actieve aangeslotenen het pensioenreglement ook raadplegen via de website www.mypension.be.
Werknemers: Meer info.
niets zou bepalen, dan gelden dezelfde regels als voor pensioenplannen die al bestonden op 1 januari 2016.

Transparantieverslag

Indien u dit wenst, kan u aan de pensioeninstelling vragen om u een gedetailleerde berekening van de wettelijke rendementsgarantie voor uw situatie te bezorgen.

In het zogenaamde 'transparantieverslag' moet de pensioeninstelling beschrijven welke berekeningsmethode wordt toegepast. U kan dit verslag opvragen bij uw werkgever (of sectorale inrichter).

Voorbeeld: In 2015 werd een bijdrage van 100 euro gestort

Op dat moment bedroeg de rentevoet voor de berekening van de wettelijke rendementsgarantie op de werkgeversbijdragen 3,25%. Op de bijdragen die in 2015 gestort werden, zal tot aan de pensionering (of de uitdiensttreding) het rendement van 3,25% toegepast worden.

Op 1 januari 2016 werd de rentevoet voor de berekening van de wettelijke rendementsgarantie verlaagd naar 1,75%. In 2016 wordt opnieuw een bijdrage van 100 euro gestort. Op deze bijdrage zal tot aan de pensionering (of de uitdiensttreding) een rendement van 1,75% worden toegepast.

Op die manier zal elke bijdrage tot aan de pensionering (of de uitdiensttreding) gekapitaliseerd worden aan de rentevoet die gold op het ogenblik van de storting.

Een tabel die de berekening van de horizontale methode weergeeft